Op 31 december 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege zorgen over de fysieke veiligheid en sociale ontwikkeling van de minderjarige, die recentelijk onder valse voorwendselen naar Syrië was meegenomen door zijn stiefmoeder. De vader van de minderjarige heeft ingestemd met het verzoek, maar er zijn ernstige zorgen over de relatie tussen de vader en de minderjarige, die als ernstig verstoord wordt ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige acuut en ernstig wordt bedreigd en dat het noodzakelijk is om hem uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk geacht om de situatie van de minderjarige te stabiliseren en te zorgen voor passende hulpverlening.