ECLI:NL:RBDHA:2024:22559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
NL24.14059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in het kader van nareis. Eiser heeft geen zitting aangevraagd en de rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser verzoekt om vrijstelling van griffierecht, wat de rechtbank toekent, omdat hij aan de voorwaarden voldoet. De minister heeft aangegeven dat hij het 'first-in first-out' (FIFO) principe hanteert voor nareiszaken, maar de rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af. De rechtbank stelt dat een aanhouding de prikkel voor de minister wegneemt om tijdig te beslissen. Eiser heeft zijn aanvraag op 10 oktober 2023 ingediend en de beslistermijn eindigde op 8 april 2024. Eiser heeft de minister op 4 maart 2024 in gebreke gesteld, maar dit was te vroeg, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank wijst ook een proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14059
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. In verband met deze nieuwe werkwijze is het de rechtbank bekend dat verweerder de rechtbank primair verzoekt om beroepen tegen het niet tijdig beslissen op aanvragen in nareiszaken aan te houden tot het moment dat verweerder de betreffende zaken zal gaan behandelen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de aard van een beroep tegen het niet-tijdig beslissen zich in beginsel tegen een aanhouding verzet. Een aanhouding van de behandeling van het beroep neemt namelijk voor verweerder de prikkel weg om voortvarend tot een beslissing te komen.
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
5. Eiser heeft op 10 oktober 2023 zijn aanvraag ingediend. Verweerder heeft de ontvangst van deze aanvraag op 17 oktober 2023 bevestigd. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen.4 Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. De beslistermijn eindigde dan ook op 8 april 2024.
6. Als iemand de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Eiser heeft verweerder op 4 maart 2024, door verweerder ontvangen op 5 maart 2024, in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).0
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 september 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.