ECLI:NL:RBDHA:2024:22528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
C/09/663848 / HA ZA 24-292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de geldigheid van een samenlevingsovereenkomst en de gevolgen voor de nalatenschap na overlijden

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, staat de geldigheid van een samenlevingsovereenkomst centraal. De eiseres, die een affectieve relatie had met de overleden erflater, stelt dat de samenlevingsovereenkomst nog van kracht was ten tijde van zijn overlijden op 10 februari 2022. De gedaagden, de ouders en broer van de erflater, beweren dat de samenleving op 31 december 2021 was beëindigd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de relatie en de samenlevingsovereenkomst zorgvuldig onderzocht. De eiseres heeft aangevoerd dat erflater tijdelijk bij zijn ouders woonde vanwege zijn ziekte, en dat er geen formele beëindiging van de samenleving heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de samenleving was beëindigd. De rechtbank concludeert dat de samenlevingsovereenkomst nog van kracht was op het moment van overlijden van de erflater, waardoor de eiseres recht heeft op de gemeenschappelijke goederen en de onbelaste overlijdensuitkering van € 7.233,78. De gedaagden worden veroordeeld om hun medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de eiseres en de overlijdensuitkering aan haar te betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/663848 / HA ZA 24-292
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. S.J. Hasselaar-Veltkamp te Den Haag,
tegen

1.[geboortedag 1] te [woonplaats 2] ,

2.
[geboortedag 2]te [woonplaats 2] ,
3.
[geboortedag 3]te [woonplaats 1] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall te Den Haag.

1.Inleiding: waar gaat deze zaak over?

1.1.
Op 10 februari 2022 is overleden de heer [erflater] (hierna: erflater). [eiseres] had vanaf 2011 een (affectieve) relatie met erflater en [gedaagden] c.s. zijn de ouders en broer en tevens de erfgenamen van erflater. Partijen twisten erover of op het moment van overlijden van erflater sprake was van een geldige samenlevingsovereenkomst tussen erflater en [eiseres] . Volgens [eiseres] is dat het geval. Zij meent daarom dat [gedaagden] c.s. het verblijvensbeding bij overlijden in de samenlevingsovereenkomst moeten nakomen. Het verblijvensbeding houdt in dat alle gemeenschappelijke goederen – waaronder een woning, banktegoeden en enkele roerende zaken – bij overlijden van een van de partijen bij de samenlevingsovereenkomst aan de langstlevende verblijven. [gedaagden] c.s. zijn het hier niet mee eens. Zij stellen dat erflater en [eiseres] hun relatie en samenwoning op 31 december 2021 hebben beëindigd zodat [eiseres] geen rechten kan ontlenen aan het verblijvensbeding. Zij vorderen verdeling van de gemeenschappelijke goederen van erflater en [eiseres] .
1.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [eiseres] een beroep kan doen op het verblijvensbeding in de samenlevingsovereenkomst. Waarom de rechtbank tot dit oordeel komt en wat het voor partijen betekent, licht de rechtbank hieronder toe.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 13 maart 2024;
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 30 namens [eiseres] ;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens aanvulling/vermeerdering eis in conventie;
  • het vonnis van 17 juli 2024, waarbij een mondeling behandeling is bepaald;
  • de akte aanvullende producties 12 tot en met 17 namens [gedaagden] c.s.;
  • de akte aanvullende producties 31 tot en met 35 namens [eiseres] .
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
2.3.
Na de zitting hebben partijen overleg met elkaar gevoerd. Dit overleg heeft geen minnelijke regeling opgeleverd. Partijen hebben de rechtbank gevraagd vonnis te wijzen.
2.4.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Gedaagde onder 1 en 2 en gedaagde onder 3 zijn respectievelijk de ouders en broer van erflater die op 10 februari 2022 is overleden.
3.2.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt, zodat [gedaagden] c.s. op grond van de wet zijn erfgenamen zijn. Zij hebben de nalatenschap van erflater zuiver aanvaard.
3.3.
Erflater en [eiseres] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben op 1 augustus 2017 een notariële samenlevingsovereenkomst (hierna: de samenlevingsovereenkomst) gesloten. In de samenlevingsovereenkomst staat, voor zover in deze zaak van belang, het volgende:
“BEËINDIGING VAN DE SAMENLEVING
Artikel 13.
1.
In geval de samenleving anders dan door overlijden van één der partijen eindigt, worden de goederen welke hen in mede-eigendom toebehoren, waaronder begrepen de gemeenschappelijke rekening, door hen met toepassing van de beginselen van redelijkheid en billijkheid verdeeld.
(…)
Artikel 14.
In geval tussen partijen geschil bestaat omtrent de vraag op welke datum de samenleving werd beëindigd en geen van beiden enig feit kan stellen en bewijzen waaruit de beëindiging redelijkerwijs moet worden afgeleid, wordt deze geacht te zijn geëindigd op de dag waarop één van hen bij aangetekend schrijven te kennen geeft de samenleving als geëindigd te beschouwen.
VERBLIJVENSBEDING BIJ OVERLIJDEN
Artikel 15.
1.
In geval één der partijen komt te overlijden verblijven alle gemeenschappelijke goederen (daaronder mede begrepen de gemeenschappelijke gelden van partijen) aan de langstlevende van hen zonder dat deze deswege tot enige vergoeding is gehouden, doch onder de verplichting voor deze om de aan de verbleven gemeenschappelijke goederen verbonden schulden, kosten en lasten geheel en al voor zijn rekening te nemen.
Dit beding wordt mede gemaakt ter voldoening aan een dringende verplichting (over en weer) van moraal en fatsoen.
(…)
Degene, aan wie overeenkomstig het in dit lid bepaalde de gemeenschappelijke goederen en schulden verblijven, heeft het recht binnen dertig dagen na het overlijden van de eerststervende te verklaren, dat hij/zij de verblijving niet wenst. Het verblijvensbeding heeft dan geen gevolg.
Partijen verklaren elkaar hierbij over en weer volmacht te verlenen tot het verrichten van al hetgeen nodig is om die hiervoor bedoelde eigendomsovergang te bewerkstelligen, welke volmacht niet eindigt bij overlijden van de volmachtgever.
(…)
DUUR VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 18.
Het in de vorige artikelen bepaalde geldt gedurende de periode dat de samenleving duurt en zolang partijen ongehuwd en geen geregistreerd partner zijn, behoudens uiteraard de gelding van bepalingen welke naar hun aard zijn bestemd te werken na de beëindiging.
3.4.
Op de datum van zijn overlijden hadden erflater en [eiseres] een gezamenlijke woning in eigendom aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning).
3.5.
Vanaf 1 januari 2022 is erflater bij zijn ouders gaan wonen. [eiseres] is in de woning blijven wonen, ook na het overlijden van erflater.
3.6.
Na het overlijden van erflater heeft zijn werkgever nog betalingen gedaan, waaronder een onbelaste overlijdensuitkering van € 7.233,78. Op verzoek van de broer van erflater zijn deze betaald op de rekening van de broer.
3.7.
[gedaagden] c.s. hebben na het overlijden van erflater een verklaring van erfrecht laten opstellen, die op 11 mei 2022 door notaris [naam 1] is gepasseerd en ingeschreven in het register Onroerende Zaken van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers.
Hierin is niet opgenomen dat sprake was van een samenlevingsovereenkomst met een verblijvensbeding.
3.8.
Bij brief van 29 juni 2022 heeft [naam 1] namens [gedaagden] c.s. aan [eiseres] – samengevat – meegedeeld dat [gedaagden] c.s. zich op het standpunt stellen dat de relatie tussen erflater en [eiseres] voor het overlijden van erflater per 1 januari 2022 was beëindigd en dat deze brief dient als opzegging en als bewijs op grond van artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst.

4.Het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis in conventie – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor wat betreft de samenleving en relatie
I. de verklaring voor recht dat ten tijde van het overlijden van erflater sprake was van een relatie en samenleving tussen [eiseres] en erflater;
II. de verklaring voor recht dat ten tijde van het overlijden van erflater de samenlevingsovereenkomst van kracht was;
voor wat betreft de woning
primair:
III. de veroordeling van [gedaagden] c.s. om binnen twee weken na dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan [eiseres] met bepaling dat, als [gedaagden] c.s. hun medewerking niet verlenen, dit vonnis – kort gezegd – in de plaats zal treden van de vereiste wilsverklaringen van [gedaagden] c.s.;
IV. (subsidiair) de aanwijzing van [eiseres] als vertegenwoordiger van [gedaagden] c.s. om alle (rechts)handelingen te verrichten die nodig zijn om tot levering en overdracht van de woning te bewerkstelligen;
V. (meer subsidiair) de veroordeling van [gedaagden] c.s. het verblijvensbeding uit de samenlevingsovereenkomst na te komen door medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om de eigendomsovergang van de woning aan [eiseres] te bewerkstelligen, op straffe van een dwangsom dat zij hiermee in gebreke blijven;
subsidiair, voor het geval het verblijvensbeding geen werking heeft:
VI. de toedeling van de woning aan [eiseres] op de door haar voorgestelde wijze;
voorwaardelijk, voor het geval de woning moet worden verkocht en/of [eiseres] wordt veroordeeld tot voldoening van een gebruiksvergoeding:
VII. de veroordeling van [gedaagden] c.s. om bij helfte bij te dragen aan de eigenaarslasten van de woning tot aan de datum van levering van de woning aan een derde;
voor wat betreft de overlijdensuitkering
VIII. de veroordeling van [gedaagden] c.s. om de onbelaste overlijdensuitkering van € 7.233,78 aan [eiseres] te voldoen binnen een week na dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis;
voor wat betreft de proceskosten
primair:
IX. de veroordeling van [gedaagden] c.s. in de daadwerkelijke kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair:
X. de veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagden] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Tevens vorderen zij op hun beurt in reconventie – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor wat betreft de woning
A. de bepaling dat de woning moet worden verkocht aan een derde op de door hun voorgestelde wijze;
B. [eiseres] bij tussenvonnis te gelasten om in het geding te brengen: de jaaroverzichten 2022 en 2023 van de hypotheek, bewijsstukken van aflossing van de hypotheek vanaf overlijdensdatum tot aan de datum van de zitting;
C. de veroordeling van [eiseres] tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de woning aan [gedaagden] c.s. vanaf datum overlijden erflater tot de datum van levering van de woning aan een derde;
voor wat betreft de banktegoeden
D. de veroordeling van [eiseres] tot betaling van € 13.000 aan [gedaagden] c.s.;
voor wat betreft de roerende zaken
E. [eiseres] bij tussenvonnis te gelasten om in het geding te brengen: facturen van de verkoop van de motorfiets en de auto en een specificatie van de inboedel;
F. de veroordeling van [eiseres] tot betaling van opbrengst van de motor en de auto aan [gedaagden] c.s.;
G. de veroordeling van [eiseres] tot betaling van de waarde van de inboedel aan [gedaagden] c.s.,
F. met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten in conventie en in reconventie.
4.3.
[eiseres] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen in reconventie. Zij heeft, voor het geval de rechtbank beslist dat de woning moet worden verkocht aan een derde, gevraagd om deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
De rechtbank zal de vorderingen over en weer (in conventie en in reconventie), gelet op hun onderlinge samenhang, samen bespreken.
Was de samenlevingsovereenkomst van kracht op het moment dat erflater overleed?
5.2.
De vraag die in deze procedure centraal staat is of [eiseres] rechten kan ontlenen aan het verblijvensbeding bij overlijden in de samenlevingsovereenkomst. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet worden beoordeeld of de samenlevingsovereenkomst nog van kracht was op het moment van overlijden van erflater. [gedaagden] c.s. menen dat dat niet zo is. Zij stellen dat de samenleving tussen [eiseres] en erflater op 31 december 2021 – en dus voor het overlijden van erflater – is beëindigd. [eiseres] is het daar niet mee eens. Zij erkent dat erflater vanaf 1 januari 2022 tot aan zijn overlijden bij zijn ouders woonde, maar zij betwist dat dit samenhing met het einde van hun relatie. Zij stelt zich op het standpunt dat dit slechts een tijdelijke situatie betrof die was ingegeven door de ernstige ziekte waaraan erflater leed en waaraan hij is overleden.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 18 van de samenlevingsovereenkomst tussen [eiseres] en erflater de bepalingen van die overeenkomst gelden gedurende de periode dat de samenleving duurt. Wanneer een geschil bestaat over de vraag op welke datum de samenleving werd beëindigd en geen van de partijen bij de samenlevingsovereenkomst enig feit kan stellen en bewijzen waaruit de beëindiging redelijkerwijs moet worden afgeleid, wordt deze op grond van het bepaalde in artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst geacht te zijn beëindigd op de dag waarop één van hen bij aangetekend schrijven te kennen geeft de samenleving als beëindigd te beschouwen.
5.4.
Erflater heeft zelf geen aangetekende brief naar [eiseres] gestuurd waarin hij te kennen heeft gegeven dat hij de samenleving als beëindigd beschouwt. De brief die [gedaagden] c.s. op 29 juni 2022 – en dus na het overlijden van erflater – aan [eiseres] hebben gericht, kan niet als bewijs dienen voor de beëindiging van de samenleving tussen [eiseres] en erflater per 1 januari 2022. Op grond van artikel 14 van de samenlevingsovereenkomst is het daarom aan [gedaagden] c.s., die zich op de beëindiging van de samenleving beroepen, om feiten te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit de beëindiging redelijkerwijs moet worden afgeleid.
5.5.
[gedaagden] c.s. hebben ter onderbouwing van hun standpunt dat de samenleving tussen [eiseres] en erflater op 31 januari 2021 is beëindigd gewezen op het volgende:
- de Whatsapp-conversatie tussen [eiseres] en erflater op 1 januari 2022 waaruit zou blijken dat erflater zijn broer over het einde van de relatie heeft geïnformeerd:
1 januari 2022
16:16 [ [eiseres] ] Al thuis
16:19 [erflater] Was ff bij [naam 2]
16:19 [ [eiseres] ] Nu thuis?
16:23 [erflater] Nee ff maccie
16:24 [ [eiseres] ] Ohh lekker
16:24 [erflater] Yess
16:25 [ [eiseres] ] Wat zei die
16:25 [erflater] Was wel in shock
16:25 [erflater] Dit had hij niet zien aankomen
- de Whatsapp-conversatie tussen [eiseres] en erflater op 23 januari 2022 waaruit volgt dat zij hebben gesproken over de waarde van hun woning:
19:21 [erflater] https://www.funda.nl/koop/zoetermeer/appartement-[woning] /
19:22 [ [eiseres] ] Wtf
19:22 [ [eiseres] ] die prijs
19:22 [erflater] Dusdat
19:22 [ [eiseres] ] Zo een basic keuken en 1 slaapkamer
19:23 [erflater] Dan zal die van ons tussen 250 en 300 liggen
- diverse verklaringen van buren, kennissen en vrienden waaruit blijkt dat erflater in januari 2022 tegen hen heeft gezegd dat zijn relatie met [eiseres] is beëindigd;
- een notitie die volgens [gedaagden] c.s. afkomstig is van de smartphone van erflater met als kop “psycholoog” van vrijdag 7 januari 2022 waarin het volgende staat:
 “
Relatie
Besloten om uit elkaar te gaan in januari
We hebben het geprobeerd maar het werkt niet tussen ons
Hierbij naar mijn ouders gegaan”
5.6.
Verder hebben [gedaagden] c.s. nog naar voren gebracht dat de omstandigheid dat erflater zijn oude slaapkamer in het ouderlijk huis helemaal opnieuw heeft ingericht en geschikt heeft gemaakt als werkkamer – onder meer door het aanleggen van een goede internetverbinding – en de omstandigheid dat [eiseres] erflater gedurende zijn verblijf in het ziekenhuis in januari 2022 niet vaak heeft bezocht erop wijzen dat de samenleving tussen hen definitief was verbroken.
5.7.
[eiseres] heeft betwist dat de samenwoning tussen haar en erflater definitief was beëindigd. Zij stelt dat de Whatsapp-conversatie over de prijs van de woning er niet op hoeft te duiden dat zij en erflater van plan waren om de woning ook daadwerking te koop te zetten. Verder betwist zij dat de in het geding gebrachte printscreen van een notitie ook daadwerkelijk door erflater is gemaakt. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres] verder nog het volgende naar voren gebracht:
- erflater stond nog ingeschreven op het adres van de woning in [plaats] omdat het verblijf bij zijn ouders slechts tijdelijk was;
- hij had zijn werkgever geen adreswijziging gestuurd;
- uit de Whatsapp-conversatie tussen [eiseres] en erflater op 12 januari 2022 blijkt dat zij samen nog vakantieplannen hadden:

12:48 [erflater] We kunnen weer boeken
12:49 [ [eiseres] ] Pff ik had er niet eens op gerekend dat we zouden terugkrijgen
12:49 [erflater] Tja annuleringsverzekering
- de afdeling neurologie van het ziekenhuis had met [eiseres] gebeld over de ziekenhuisafspraken van erflater. Dit volgt uit de Whatsapp-conversatie van 19 en 21 januari 2022 van [eiseres] richting erflater:

19 januari 2022
16:10 [ [eiseres] ] Neurologie hadmy gebeld
16:10 [ [eiseres] ] En jou
16:10 [ [eiseres] ] ?
21 januari 2022
09:08 [ [eiseres] ] Nie vergeten vrij te neme voor je ziekenhuis afspraken, maandag en volgende week dinsdag en school dinge. Zet gelijk op werk in de agenda
- op 25 januari 2022 heeft erflater [eiseres] geappt dat hij weer terug wil naar zijn eigen huis:

8:45 [erflater] Volgende week kom ik weer terug
8:45 [erflater] Als je dat wilt ten minste
9:09 [ [eiseres] ] Dat heb je zeker tegen ze gezegd.. laten we weekend ff rustig praten
- op 28 januari 2022 zijn erflater en [eiseres] met elkaar uit eten geweest wat ook blijkt uit een paar foto’s en de volgende Whatsapp-conversatie van diezelfde datum:

15:15 [erflater] Wat doe je rond 5-6uur?
15:16 [ [eiseres] ] Niks why
15:16 [erflater] Dan haal ik je op
15:16 [erflater] Rond 5 uur
15:16 [ [eiseres] ] Voor?
15:16 [erflater] Dan gaan we uit eten
15:17 [ [eiseres] ] Huh
15:17 [ [eiseres] ] Waat
15:17 [erflater] Dat zie je dan wel
15:17 [ [eiseres] ] ?
15:23 [ [eiseres] ] Alleen wih
15:23 [ [eiseres] ] Wij? Wat moet ik aan
15:27 [erflater] Doe maar iets leuks
- op 4 februari 2022 hebben erflater en [eiseres] het via Whatsapp over het krijgen van kinderen:

18:55 [erflater] Gaan we ervoor?
18:55 [erflater] Jij moet dit ook willen
18:55 [ [eiseres] ] Hoebedoel je?
18:56 [ [eiseres] ] Je doet dit voor jezelf toch om je testosterone gehalte weer omhoog te krijge
18:56 [erflater] Jaa
18:56 [erflater] Maar ik ben uiteindelijk ook vruchtbaar he
18:57 [ [eiseres] ] Ja.. als je geen kids wil moeten we weer voorzichtig doen
18:57 [erflater] Daarom vroeg ik ook
18:57 [ [eiseres] ] Wat wil jij
18:59 [erflater] Mij maak niet uit
19:00 [erflater] Als het gebeurd, gebeurd het
19:00 [ [eiseres] ] Ja zo sta ik er ook in
19:00 [ [eiseres] ] We gaan voor ons.. gebeurd het dan so be it. Gebeurd het niet dan so be it.
19:05 [erflater] Ai
19:06 [ [eiseres] Enjoy the sex
19:30 [erflater] Yess
- [eiseres] bezocht erflater toen hij in januari 2022 in het ziekenhuis verbleef twee tot vier dagen in de week en verzorgde ook de schone kleding die erflater in het ziekenhuis nodig had;
- [eiseres] staat vermeld op de rouwkaart van erflater en daarin wordt erflater benoemd als haar “grote liefde”;
- de begrafenisstoet ging langs de woning in [plaats] en volgens [eiseres] is het in de Surinaams-Hindoestaanse cultuur gebruikelijk dat de rouwstoet voorafgaand aan de uitvaart nog eenmaal langs het huis van de overledene rijdt;
- de moeder van erflater stuurde [eiseres] op 16 maart 2022 een Whatsapp bericht over de kosten van de begrafenis waarin ze heeft geschreven dat [eiseres] de partner van erflater is en heeft geschreven dat zij alles erft:

Hallo [eiseres] ,
We hebben geïnformeerd hoe het juridisch zit met de betaling van de crematie.
[erflater] was jouw partner, dus jij behoort het te betalen, hebben ze gezegd. De opbrengsten zijn: het huisde levensverzekering,de spaar te goeden de auto,de motor,de inboedel van het huis,sieraden etc. Echte schulden hadden jullie niet.Bij overlijden is de crematie een schuld jouw partner is overleden en daar erf jij alles. De kosten van de crematie komen dan ook voor jouw rekening.
5.8.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagden] c.s. hun standpunt dat de samenwoning tussen erflater en [eiseres] (definitief) was beëindigd in het licht van de uitgebreid gemotiveerde betwisting hiervan door [eiseres] onvoldoende hebben onderbouwd. Gelet hierop kan de rechtbank niet oordelen dat de relatie tussen erflater en [eiseres] definitief tot een einde is gekomen. Dit geldt ook wanneer de rechtbank uitgaat van de juistheid van de verklaringen van de buren, kennissen en vrienden van erflater en zijn familie inhoudende dat erflater in januari 2022 tegen hen heeft gezegd dat de relatie tussen hem en [eiseres] over is. En dit geldt ook wanneer de rechtbank de in de telefoon van erflater gevonden notitie van 7 januari 2022 meeweegt.
5.9.
De samenlevingsovereenkomst was een overeenkomst tussen erflater en [eiseres] . Daarom is met name belangrijk wat zich heeft afgespeeld tussen erflater en [eiseres] : wat hebben zij over en weer besloten en gecommuniceerd en waarop mochten zij vertrouwen. Minder belangrijk is wat erflater aan zijn familie, vrienden en kennissen heeft verteld of wat hij voor zichzelf heeft opgeschreven. De door [eiseres] aangehaalde omstandigheden ondersteunen niet het oordeel dat erflater, al dan niet in samenspraak met [eiseres] , daadwerkelijk heeft besloten dat de samenleving definitief over was, laat staan dat hij dit ook zo aan [eiseres] heeft gecommuniceerd. De rechtbank wijst met name op de volgende omstandigheden :
- [eiseres] was kennelijk in januari 2022 nog contactpersoon in het ziekenhuis, omdat het ziekenhuis toen met haar contact heeft opgenomen;
  • [eiseres] en erflater wilden weer samen een vakantie boeken;
  • erflater wilde terug keren in de woning;
  • [eiseres] en erflater zijn op 28 januari 2022 met elkaar uit eten geweest;
  • [eiseres] en erflater hebben op 4 februari 2022 gesproken over het krijgen van kinderen.
Deze omstandigheden liggen vast in de Whatsapp correspondentie tussen [eiseres] en erflater en worden als zodanig ook niet betwist. Ook de omstandigheid dat de familie van erflater, ondanks dat erflater naar zij stellen in januari 2022 heeft gecommuniceerd dat de relatie was beëindigd, [eiseres] rond de uitvaart van erflater aanvankelijk hebben benaderd als “zijn partner” en ook daarna nog hebben geschreven dat [eiseres] als zijn partner de kosten van de crematie moet vergoeden, wijzen niet erop dat de relatie definitief was beëindigd en/of dat [gedaagden] c.s. op dat moment daarvan uitgingen. Bij dit alles weegt mee dat erflater en [eiseres] in de samenlevingsovereenkomst hebben opgenomen, dat bij twijfel of de samenlevingsovereenkomst is beëindigd, heeft te gelden dat deze moet zijn beëindigd met een aangetekende brief.
5.10.
Een en ander betekent dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de samenlevingsovereenkomst tussen [eiseres] en erflater nog van kracht was tijdens het overlijden van erflater en dat [eiseres] daarom met succes een beroep kan doen op het in de samenlevingsovereenkomst opgenomen verblijvensbeding.
5.11.
Ingevolge het verblijvensbeding verblijven alle gemeenschappelijke goederen en gemeenschappelijke gelden van erflater en [eiseres] aan haar zonder dat zij tot enige vergoeding is gehouden. Zij is wel verplicht om de hieraan verbonden schulden, kosten en lasten voor haar rekening te nemen.
Verklaring voor recht
5.12.
De rechtbank zal ten behoeve van een soepele afwikkeling van het verblijvensbeding voor recht verklaren dat ten tijde van het overlijden van erflater de samenlevingsovereenkomst tussen hem en [eiseres] van kracht was en niet was beëindigd. De andere door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht zal de rechtbank bij gebrek aan belang afwijzen.
De woning
5.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning een gemeenschappelijk goed was van erflater en [eiseres] . De woning verblijft dus aan [eiseres] zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Zij moet wel alle schulden met betrekking tot deze woning, waaronder ook de hierop rustende hypothecaire schuld, voor haar rekening nemen. Dit betekent dat [gedaagden] c.s. hun medewerking moeten verlenen aan de levering van het aandeel van erflater in de woning aan [eiseres] zoals hierna gemeld in het dictum van dit vonnis. Voor zover zij dit nalaten zal de rechtbank bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste wilsverklaringen van [gedaagden] c.s. De vorderingen van [gedaagden] c.s. met betrekking tot de woning zullen worden afgewezen.
De overlijdensuitkering
5.14.
De rechtbank stelt voorop dat werkgevers op grond van artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht zijn om aan de nagelaten betrekkingen van de werknemer een overlijdensuitkering te betalen van minimaal een maandsalaris. Veel werkgevers keren een hoger bedrag uit. Voor loonheffingen en inkomstenbelasting is deze uitkering onbelast. Blijkens de salarisspecificatie van erflater van februari 2022 bedroeg de door de werkgever van erflater betaalde overlijdensuitkering € 7.233,78. Vaststaat dat de betaling is verricht op de rekening van de broer van erflater.
5.15.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:674 lid 3 BW wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan de langstlevende der echtgenoten dan wel de geregistreerde partner van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de zin hiervoor is sprake indien twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
5.16.
[eiseres] heeft gesteld dat zij op grond van het hiervoor genoemde wetsartikel recht heeft op de door de werkgever van erflater betaalde overlijdensuitkering omdat de relatie tussen haar en erflater niet is beëindigd.
5.17.
[gedaagden] c.s. hebben gesteld dat geen sprake was van een samenleving van [eiseres] en erflater, noch van een gezamenlijke huishouding, noch van een wederzijdse verzorging. Subsidiair menen zij dat de redelijkheid en de billijkheid zich ertegen verzet dat zij het gevorderde bedrag aan [eiseres] moeten betalen. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat de overlijdensuitkering ertoe strekt om de kosten in verband met het overlijden op te vangen, zoals bijvoorbeeld de kosten van de uitvaart. [gedaagden] c.s. hebben onweersproken gesteld dat [eiseres] in het geheel geen bijdrage heeft geleverd aan de kosten van de uitvaart en dat de ouders van erflater al deze kosten van circa € 10.000 voor hun rekening hebben genomen. Het zou daarom volgens [gedaagden] c.s. onredelijk zijn als zij de overlijdensuitkering aan [eiseres] zouden moeten betalen.
5.18.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de samenlevingsovereenkomst tussen [eiseres] en erflater nog van kracht was ten tijde van het overlijden van erflater. Daarnaast zijn er voldoende aanwijzingen dat [eiseres] en erflater nog een gezamenlijke huishouding voerden: zij hadden immers een gezamenlijke woning en een gezamenlijke bankrekening. Gelet hierop had de werkgever van erflater de overlijdensuitkering op grond van het bepaalde in artikel 7:674 lid 3 BW moeten betalen aan [eiseres] . In beginsel komt deze uitkering dan ook aan haar toe. [gedaagden] c.s. stellen echter dat dit niet redelijk zou zijn omdat zij alle kosten van de uitvaart hebben gedragen en de overlijdensuitkering bedoeld is om deze kosten te dekken. De rechtbank is van oordeel dat de overlijdensuitkering niet zonder meer bedoeld is voor het dekken van de kosten van de uitvaart. In zoverre gaat de rechtbank dan ook voorbij aan het verweer van [gedaagden] c.s. en zal zij de vordering van [eiseres] tot betaling van deze overlijdensuitkering aan haar toewijzen. De hierover gevorderde wettelijke rente met ingang van de datum van dit vonnis zal, nu hiertegen geen expliciet verweer is gevoerd, eveneens worden toegewezen.
5.19.
[gedaagden] c.s. hebben geen vordering ingesteld met betrekking tot de kosten van de uitvaart. De rechtbank kan daarover in dit vonnis dus geen beslissing nemen. De rechtbank geeft [eiseres] echter in overweging om met [gedaagden] c.s. in overleg te treden over de kosten van de uitvaart, nu een verdeling van deze kosten redelijk en billijk moet worden geacht.
Banktegoeden
5.20.
Uit het afschrift van de gezamenlijke betaalrekening van [eiseres] en erflater blijkt dat op 10 februari 2022 in totaal € 13.516,06 is overgeboekt van de gezamenlijke Oranje Spaarrekening naar de gezamenlijke betaalrekening waarna [eiseres] in totaal € 13.000 heeft overgeboekt naar een rekening op haar eigen naam.
5.21.
[gedaagden] c.s. stellen dat het van de spaarrekening afkomstige bedrag moet worden aangemerkt als het vermogen van erflater en zij hebben in reconventie de veroordeling van [eiseres] gevorderd tot betaling aan hen van € 13.000. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat [eiseres] en erflater een gezamenlijke betaalrekening hadden waarop hun salaris binnenkwam en waaruit hun lasten werden betaald. Wat er over bleef werd overgeheveld naar de spaarrekening. [gedaagden] c.s. stellen dat [eiseres] haar salaris altijd volledig opmaakte zodat het geld op de spaarrekening als vermogen van erflater moet worden beschouwd. Zij menen daarom dat dit geld aan hen toekomt omdat zij de erfgenamen van erflater zijn.
5.22.
[eiseres] stelt dat de gemeenschappelijke gelden op grond van het verblijvensbeding in de samenlevingsovereenkomst aan haar verblijven zonder dat zij hiervoor een vergoeding moet betalen. Zij betwist dat zij haar salaris altijd volledig heeft opgemaakt zodat het spaargeld op de gezamenlijke rekening moet worden aangemerkt als vermogen van erflater. Zij heeft toegelicht dat zij en erflater een gezamenlijke huishouding voerden waarbij zij hun beider inkomens gebruikten voor de kosten van de huishouding. Er werd niet bijgehouden van wie het inkomen was dat aan het einde van de maand overbleef, aldus [eiseres] .
5.23.
De rechtbank overweegt dat de gelden op de gezamenlijke betaalrekening en spaarrekening moeten worden beschouwd als gemeenschappelijke gelden als bedoeld in het verblijvensbeding in de samenlevingsovereenkomst. De stelling van [gedaagden] c.s. dat het geld dat aan het einde van de maand van de betaalrekening werd overgeheveld naar de spaarrekening alleen van erflater was hebben zij in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , onvoldoende toegelicht en onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. De vordering van [gedaagden] c.s. tot betaling van € 13.000 zal dan ook worden afgewezen.
Inboedel
5.24.
Nu de inboedel in de gemeenschappelijke woning van [eiseres] en erflater ook vermoed wordt van hen gemeenschappelijk te zijn, en [gedaagden] c.s. niet hebben aangevoerd, laat staan bewezen, dat dit anders is, verblijft ook de inboedel op grond van het verblijvensbeding in de samenlevingsovereenkomst aan [eiseres] zonder dat zij daarvoor een vergoeding hoeft te betalen. De vorderingen van [gedaagden] c.s. met betrekking tot de inboedel zullen daarom worden afgewezen.
Motorfiets en auto
5.25.
De broer van erflater heeft de motorfiets en de auto, na het overlijden van erflater overgedragen aan [eiseres] . Zij heeft deze voertuigen vervolgens verkocht. [gedaagden] c.s. menen thans dat zij recht hebben op de opbrengst hiervan en vorderen te gelasten dat [eiseres] bewijsstukken ter zake de verkoop van de auto en de motorfiets overlegt.
5.26.
[eiseres] betwist dat [gedaagden] c.s. recht hebben op (een deel van) de opbrengst van de auto en de motorfiets. Zij stelt dat dit gemeenschappelijke goederen waren die op grond van het verblijvensbeding in de samenlevingsovereenkomst aan haar verblijven zonder dat zij daarvoor een vergoeding hoeft te betalen.
5.27.
Gesteld noch gebleken is dat de motorfiets en de auto goederen van erflater waren.
De omstandigheid dat [gedaagden] c.s. deze voertuigen na het overlijden van erflater hebben overgedragen aan [eiseres] , bevestigt dat deze voertuigen van [eiseres] en erflater samen waren. Gelet hierop hebben [gedaagden] c.s. geen recht op een vergoeding ter zake de verkoop van deze voertuigen. Hun vordering op dit punt zal daarom worden afgewezen.
Conclusie met betrekking tot de vorderingen in conventie en in reconventie
5.28.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen in conventie grotendeels zullen worden toegewezen als na te melden en dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen. [eiseres] vordert medewerkring van [gedaagden] c.s. aan de levering van hun aandeel in de woning aan [eiseres] . Daartoe zal een akte van verdeling en levering moeten worden opgesteld en getekend. De rechtbank zal [gedaagden] c.s. veroordelen hieraan mee te werken.
Proceskosten
5.29.
Gelet op de aard van de zaak en de relatie tussen partijen, zal de rechtbank de proceskosten van partijen in conventie en in reconventie compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. [gedaagden] c.s. zullen dus niet worden veroordeeld in de (daadwerkelijke) proceskosten van [eiseres] . Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals misbruik van procesrecht, is er plaats voor vergoeding van werkelijke proceskosten. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om een dergelijke proceskostenveroordeling te rechtvaardigen.
6. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat ten tijde van het overlijden van [erflater] op 10 februari 2022 de samenlevingsovereenkomst tussen hem en [eiseres] van kracht was en niet was beëindigd;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. om binnen een maand na dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de notariële akte van verdeling en goederenrechtelijke levering van het onverdeelde aandeel van erflater in de woning te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] , aan [eiseres] ;
6.3.
bepaalt dat, indien [gedaagden] c.s. niet tijdig hun medewerking als bedoeld in 6.2. verlenen, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de notariële akte van verdeling en goederenrechtelijke levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van [gedaagden] c.s. dat zij instemmen met de verdeling en de levering van het aandeel van erflater in de woning aan [eiseres] ;
6.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. tot betaling van de onbelaste overlijdensuitkering ten bedrag van € 7.233,78 aan [eiseres] binnen één week na dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf heden tot aan de dag van volledige betaling;
6.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
verklaart dit vonnis, voor zover het betreft de daarin opgenomen veroordeling in 6.2. en 6.4. en de daarin opgenomen bepaling in 6.3., uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
in reconventie
6.8.
wijst de vorderingen af;
6.9.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.