ECLI:NL:RBDHA:2024:22522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677478 / JE RK 24-2281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging uithuisplaatsing van minderjarige bij vader vanwege schadelijke gezinsdynamiek en loyaliteitsconflict

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 december 2024 een beschikking gegeven over de afwijzing van een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige bij de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, maar dat er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de vader. De minderjarige, geboren in 2017, heeft een ernstig loyaliteitsconflict tussen beide ouders, wat de kinderrechter als zeer zorgelijk beschouwt. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de gecertificeerde instelling, die de uithuisplaatsing bij de vader wilde. De moeder stelt dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor onveiligheid bij haar en dat de kinderen onder druk staan om voor de vader te kiezen. De vader heeft ingestemd met het verzoek en beschuldigt de moeder van mishandeling, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om constructief samen te werken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het welzijn van de kinderen voorop staat en dat beide ouders hun verantwoordelijkheden moeten nemen. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen, waardoor de minderjarige teruggaat naar de moeder. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er verder onderzoek moet plaatsvinden naar de situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/677478 / JE RK 24-2281
Datum uitspraak: 31 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.A. Spek te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Gravesteijn te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[begeleider 1],
en
[begeleider 2],
hierna te noemen: de begeleiders bij [instelling] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 19 december 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 19 december 2024 tot 2 januari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- voornoemde beschikking van 19 december 2024;
- het verweerschrift van de advocaat van de moeder met bijlagen van 27 december 2024.
1.3.
Op 31 december 2024 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [begeleider 1] , begeleider van [instelling] .

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Tot voor kort woonde [minderjarige] samen met haar oudere zus [naam 2] bij de moeder. Omdat de situatie bij de moeder onveilig lijkt te zijn, verblijft [minderjarige] op dit moment met een spoedmachtiging bij haar vader. [naam 2] en [minderjarige] hebben zorgelijke uitspraken gedaan over fysiek geweld door de moeder waarbij [naam 2] [minderjarige] beschermd zou hebben. Daarnaast zou [naam 2] regelmatig op [minderjarige] moeten passen als de moeder niet thuis was. Ook de school van [minderjarige] en [naam 2] heeft zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen. De moeder heeft [minderjarige] kortgeleden tegen alle afspraken in uit de klas van school gehaald. [minderjarige] geeft aan bij de vader te willen blijven. Zij wil geen fysiek contact met de moeder. [instelling] is bij de moeder betrokken als hulpverlening en herkent zich niet in de zorgen die door de kinderen zijn geuit. De kinderen uiten beschuldigingen als ze contact met de andere ouder wensen. De omstandigheid dat die beschuldigingen er zijn, maakt dat sprake is van een zorgelijke situatie. De gecertificeerde instelling heeft tijd en ruimte nodig om te onderzoeken of de uitspraken van de kinderen terecht zijn en wat de kinderen nodig hebben aan hulpverlening. Gelet hierop acht de gecertificeerde instelling een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader noodzakelijk. Waar de moeder wel wil meewerken aan omgang met de vader, is de verwachting dat de vader niet gaat meewerken aan het opzetten van een omgang tussen [minderjarige] en de moeder. Dit maakt de situatie nog ingewikkelder. Daar komt nog bij dat er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de vader. De vader is als gezaghebbend ouder op dit moment echter wel in staat om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De gecertificeerde instelling zal zich inzetten om zo spoedig mogelijk (begeleide) omgang met de moeder te bewerkstelligen, ook als de vader hier niet achter staat.

3.De standpunten

3.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. Het liefst wil de moeder dat [minderjarige] – en haar zus [naam 2] waarop dit verzoek geen betrekking heeft – weer bij haar komen wonen. Er is een patroon ontstaan waarbij de kinderen, zodra zij het gezag van de moeder niet willen accepteren, de kant van de vader lijken te kiezen. De moeder durft hier niet tegen in te gaan, omdat zij bang is dat de kinderen dan weg zullen gaan. De kinderen krijgen van de vader geen (emotionele) toestemming om bij de moeder te zijn. De vader legt de kinderen een druk op om voor hem te kiezen en wijst de kinderen af als de kinderen ook uiting geven aan hun band met de moeder. Verder wordt namens de moeder aangevoerd dat er sprake is van een veilige thuissituatie bij de moeder. Er zijn geen concrete aanwijzingen zijn dat dit anders zou zijn. De uitlatingen van [naam 2] moeten gezien worden als gevolg van de dynamiek waarin de kinderen gedwongen worden voor de vader te kiezen. Daarbij heeft de moeder een groot netwerk om zich heen dat als grote steun voor de moeder dienen. Ook hebben [naam 2] en [minderjarige] tot twee maanden geleden geen enkel contact met de vader gehad en is er geen zicht op de opvoedsituatie bij de vader. Daarnaast zal een verblijf van [minderjarige] bij de vader een onderzoek – zoals de gecertificeerde instelling dat wil – juist bemoeilijken, aangezien de vader al het contact met de hulpverlening afhoudt en zich nadrukkelijk ten doel heeft gesteld de moeder op afstand te zetten. De moeder staat daarentegen wel open voor de hulpverlening. Zij wil niets liever dan dat de kinderen onbelemmerd contact hebben met beide ouders. Een plaatsing van [minderjarige] bij de vader brengt het contact tussen [minderjarige] en de moeder ernstig in gevaar en daarmee ook het doel om haar onbelast contact met beide ouders te laten hebben. Sinds [minderjarige] zonder toestemming bij de moeder is weggehaald en bij de vader verblijft, is er geen contact geweest tussen de moeder en [minderjarige] .
3.2.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek. De vader geeft aan dat het thuis goed gaat met alle vier de kinderen. Het gaat goed op school en hij zorgt goed voor hen. De vader wil niks te maken hebben met de moeder omdat zij de kinderen in onveiligheid brengt en hen fysiek en emotioneel beschadigt. Voor de vader bestaat de moeder niet meer. Namens de vader is verder aangevoerd dat de begeleider van [instelling] onvoldoende objectief is, onder andere omdat zij uit dezelfde streek komt als de moeder. Daarnaast wijst de vader erop dat de moeder ontkent dat zij de kinderen heeft mishandeld, terwijl in het gespreksverslag staat dat alle vier de kinderen hier wel over hebben gesproken. Daarom moet aangenomen worden dat de moeder de kinderen mishandelt en is een zorgvuldig onderzoek nodig. Het is belangrijk dat de kinderen dan bij de vader verblijven, omdat zij bij hem veilig zijn. Ondanks dat er weinig zicht is op de situatie bij de vader thuis, is er ook geen indicatie dat het niet goed gaat. De vader heeft de kinderen nooit in onveiligheid gebracht en heeft hen ook nooit afgewezen.
3.3.
De begeleider van [instelling] heeft het volgende ter zitting naar voren gebracht. Zij is sinds 2023 als begeleider betrokken bij de moeder. Bij de vader is geen begeleiding betrokken, omdat hij dat niet wil. De moeder staat open voor de hulpverlening en heeft goed contact met de begeleider waardoor er ruim zicht bestaat op de situatie bij de moeder thuis. Ook heeft de begeleider de kinderen veel gezien en gesproken. Er zijn bij hen nooit signalen geweest van kindermishandeling of enige onveiligheid. De begeleider wijst op een heel hard schurende dynamiek waarin de kinderen gedwongen worden om voor de vader te kiezen en de moeder af te vallen. De vader wil de moeder uit het leven van de kinderen weren. Het gevolg hiervan is dat zij zich in een enorm loyaliteitsconflict bevinden waaruit zij zich enkel kunnen bevrijden door de moeder af te vallen en te beschuldigen. De uitspraken van de kinderen – in dit geval [naam 2] die over de veiligheid van [minderjarige] als jongste kind heeft verteld dat zij niet veilig is bij de moeder – zijn het gevolg van het ontbreken van emotionele toestemming van de vader voor aanwezigheid van de moeder in haar rol als moeder. Nadrukkelijk zijn er volgens [instelling] geen zorgen over de situatie bij de moeder thuis. De enige zorgen die er zijn, komen voort uit het loyaliteitsconflict waarin de kinderen zich bevinden. Deze zorgen zijn uiterst complex, met name omdat er bij de vader geen enkele ruimte zit tot verbetering van de situatie. De afgelopen jaren heeft zich een patroon ontwikkeld van aan- en afstoten bij beide ouders. [minderjarige] zit daar tussenin. Vanuit dit patroon ervaren de kinderen dat zij dingen niet kunnen vertellen aan de andere ouder. Er is sprake van ouderonthechting en wanneer dit zo langer doorgaat, zullen de kinderen in de toekomst de moeder volledig verstoten omdat zij geen andere keuze hebben dan dat te doen. Dat komt dan voort uit de omstandigheden waarin zij opgroeien. De vader heeft geen enkel vertrouwen in de moeder en wil daar ook niet aan werken. Sinds [minderjarige] bij de vader verblijft is er geen contact geweest met de moeder. Dit is zeker niet in haar belang. In deze dynamiek [minderjarige] weghalen bij de moeder en bij de vader plaatsen, maakt het zeker niet beter.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter zal het verzoek afwijzen. Het gevolg hiervan is dat [minderjarige] terug gaat naar de moeder. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een zeer ingewikkelde gezinsdynamiek die op geen enkele manier het welzijn en de veiligheid van de kinderen dient. Het lukt de vader en de moeder niet om op een constructieve manier met elkaar te communiceren of samen te werken. De moeder wil dit wel, maar de vader wil dit niet. De vader heeft letterlijk op zitting gezegd dat de moeder voor hem dood is. De kinderrechter vindt dit een zeer ernstige en schofferende uitspraak. Wat er ook is voorgevallen tussen de ouders, dit is geen manier om over elkaar te praten. De kinderrechter wijst er – in aanvulling op de zitting – nadrukkelijk op dat de kinderen maar één vader en één moeder hebben en dat dit de rest van hun leven zo blijft. Het is belangrijk dat beide ouders inzien dat ze elkaar niet uit hun leven kunnen verwijderen. Sterker nog, het levert alleen maar diepingrijpende en langslepende schade en ellende op door dat wel te willen. Wat de vader ook van de moeder vindt, deze houding is op geen enkele wijze dienend aan de ontwikkeling van de kinderen.
4.2.
[minderjarige] is het jongste kind van de ouders. Het is voor haar ondoenlijk om deze situatie te overzien. De ouders zullen hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor haar welzijn, waarbij zij in de eerste plaats elkaar als ouder recht doen. Dat begint met elkaar het leven gunnen en het over en weer koesteren en gunnen van een band met de kinderen. Ogenschijnlijk gaat het goed met hen. Zij doen het goed op school en de vader wijst erop dat hij goed voor hen zorgt. Daarmee is echter nog niets gezegd over hun emotionele welzijn. De uitlatingen waar op dit moment sprake van is, zijn zonder meer zorgelijk. Als het wel waar is wat [naam 2] heeft gezegd, dan moet er hard gewerkt worden aan verbeterpunten. Als het niet waar is wat [naam 2] heeft gezegd, dan is er sprake van een zeer schadelijke toestand die tot dergelijke uitspraken leidt. Mede gelet op de toelichting van de informant van [instelling] ter zitting is duidelijk dat [minderjarige] klem zit in een meedogenloos loyaliteitsconflict waarin zij geen enkele emotionele toestemming krijgt om bij de moeder te zijn. Het niet accepteren van beide ouders als ouder, kan ertoe leiden dat [minderjarige] zichzelf niet zal accepteren. Hieruit komen uiteenlopende en ingewikkelde problemen voort, zowel op korte als op lange termijn. Om dit te voorkomen, moet de bestaande gezinsdynamiek doorbroken worden. Alleen hiermee kan een gezonde uitweg voor de kinderen gecreëerd worden. Het is hoogst noodzakelijk dat die uitweg er komt, omdat zij anders vastlopen met alle mogelijke risico’s van dien.
4.3.
De gecertificeerde instelling is van mening dat de uitlatingen van de kinderen onderzocht moeten worden, terwijl [minderjarige] bij de vader verblijft. De kinderrechter vindt vanzelfsprekend ook dat er onderzoek gedaan moet worden, bij voorkeur met een gedragsdeskundige, maar ziet niet in waarom dat niet kan terwijl [minderjarige] bij de moeder verblijft. Om drie redenen acht de kinderrechter aangewezen dat [minderjarige] bij de moeder verblijft. Ten eerste zijn er onvoldoende feiten en zorgen die erop wijzen dat [minderjarige] niet bij de moeder kan wonen, nu de uitlatingen van [naam 2] in elk geval samenhangen met het loyaliteitsconflict waarin de kinderen verkeren. Daarnaast gaat een verblijf bij de vader ook met problemen gepaard, nu de vader niet meewerkt met de hulpverlening en dit een onderzoek mogelijk bemoeilijkt. In de derde plaats frustreert de vader het contact tussen de kinderen en de moeder, terwijl de moeder dat omgekeerd niet doet. Ook dat is een contra-indicatie voor verblijf bij de vader.
4.4.
Om genoemde redenen zal de kinderrechter het verzoek om [minderjarige] bij de vader met gezag te plaatsen, afwijzen.
4.5.
De uitkomsten van het onderzoek dat zal worden verricht zullen meegenomen moeten worden in het verdere verloop van de ondertoezichtstelling.

5.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 7 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.