ECLI:NL:RBDHA:2024:22513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
22/8206, 22/8372 en 22/8375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor loopbrug en steiger in de Bakkerskil

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers 1 en eiseres 2 tegen de omgevingsvergunning van eiseres 2 voor een loopbrug en steiger tegenover [adres 1] in [plaatsnaam]. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Krimpenerwaard heeft deze omgevingsvergunning verleend met het besluit van 5 augustus 2019, dat later is gehandhaafd met aanpassing van de motivering en toevoeging van voorschriften. Eisers 1, eigenaren van woningen aan de [adres 1] en [adres 3], zijn van mening dat het college de beperkte ruimte in de Bakkerskil oneerlijk heeft verdeeld, ten koste van hun eigen steigers. Eiseres 2 heeft ook beroep ingesteld tegen haar eigen omgevingsvergunning, omdat zij het niet eens is met de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.

De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 behandeld en komt tot de conclusie dat de beroepsgronden van eisers 1 en eiseres 2 niet slagen. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid meer ruimte heeft kunnen geven aan eiseres 2 voor het aanmeren van haar schepen, gezien de noodzaak voor manoeuvreerruimte van haar plezierschip. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning van eiseres 2 met de daarbij behorende voorschriften in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf op 20 december 2024, en de beroepen zijn ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8206, 22/8372 en 22/8375
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaken tussen

1. [eiser 1a] en [eiser 1b] uit [woonplaats 1] , eisers 1,

2..[eiseres 2] uit [woonplaats 2] , eiseres 2,

en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Krimpenerwaard(het college)
(gemachtigde: mr. E. Dans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers 1 en eiseres 2 tegen de omgevingsvergunning van eiseres 2 voor een loopbrug/steiger tegenover [adres 1] in [plaatsnaam] .
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning verleend met het besluit van 5 augustus 2019 (het primaire besluit). Met het bestreden besluit van 15 november 2022 heeft het college het primaire besluit gehandhaafd met aanpassing van de motivering en toevoeging van aanvullende voorschriften.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres 2 heeft gereageerd op het beroep van eisers 1.
1.4.
Eiseres 2 heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 op zitting behandeld, samen met de zaken met nrs. 22/6297, 22/8207, 22/8208, 22/8368, 22/8371, 23/973 en 23/976. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1a] namens eisers 1, eiseres 2, bijgestaan door [naam] (via videoverbinding) en de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. A.D. Bouwman.
Voorgeschiedenis
2. Eiseres 2 heeft sinds 1989 een aantal schepen liggen in de Bakkerskil; een plezierschip van 17 meter, een pontonboot van 12 meter en een bijboot van 3 meter. Deze schepen lagen aangemeerd tegen twee vrachtschepen. In 2001 moesten de schepen worden verplaatst naar een andere locatie, vanwege dijkverzwaringswerkzaamheden in de Bakkerskil. Na afloop van de werkzaamheden wilde eiseres 2 haar schepen weer aanmeren in de Bakkerskil. Eiseres 2 heeft verschillende keren een aanvraag gedaan om een steiger te bouwen waaraan zij haar schepen kon aanmeren, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. Eiseres 2 heeft daartegen verschillende juridische procedures gevoerd, waarbij zij in het ongelijk is gesteld. [1]
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres 2 heeft op 21 november 2015 opnieuw een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor een loopbrug en steiger in de Bakkerskil op de plek tegenover [adres 1] . Eiseres 2 heeft de aanvraag gewijzigd in een brief van 16 april 2019. In de gewijzigde aanvraag en de daarbij horende bouwtekeningen staat dat de aangevraagde steiger 12 meter lang is en 2,5 meter breed.
3.1.
Het college is na 2015 anders gaan denken over de loopburg en steiger op de locatie tegenover [adres 1] in de Bakkerskil. Eerder gold nog de beleidsnotitie “Aanlegsteigers en woonschepen in de Bakkerskil” die in de weg stond aan de loopbrug en steiger van eiseres 2. Deze beleidsnota is echter vervallen op 1 januari 2017, waardoor het college vanaf dat moment wel kon meewerken aan de loopbrug en steiger. Het college heeft zich in het primaire besluit op het standpunt gesteld dat de loopbrug en steiger weliswaar in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar dat hiervan kan worden afgeweken met toepassing van artikel 4, onderdeel 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Volgens het college leveren de loopbrug en steiger geen strijd op met de goede ruimtelijke ordening. Het college heeft de omgevingsvergunning daarom verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan’, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.2.
In het bestreden besluit heeft het college een aantal voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden om er voor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor de gebruiksmogelijkheden van de steigers tegenover [adres 2] en [adres 3] , aan weerszijden van de steiger van eiseres 2. De voorschriften houden onder meer in dat de maximale lengte van de aan te meren schepen 17 meter bedraagt, dat aangemeerde schepen maximaal 2 meter mogen uitsteken aan de westelijke zijde en maximaal 4 meter aan de oostelijke zijde van de steiger en dat er maximaal twee schepen naast elkaar afgemeerd mogen worden om de doorvaart niet te belemmeren.
3.3.
Eisers 1 zijn de eigenaren van de woningen aan de [adres 1] en [adres 3] . Zij hebben ook omgevingsvergunningen aangevraagd voor een loopbrug en steiger voor de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] . Dit hebben zij in de eerste plaats gedaan om te voorkomen dat de plekken konden worden ingenomen door anderen die een schip willen aanmeren. Het college heeft de omgevingsvergunningen verleend, waarna eisers 1 de steigers hebben gebouwd.
De beroepen
4. Eisers 1 zijn het niet eens met de omgevingsvergunning van eiseres 2. Zij vinden dat het college de beperkte ruimte in de Bakkerskil oneerlijk heeft verdeeld; aan eiseres 2 wordt meer ruimte gegund om schepen aan te meren, ten koste van hun eigen steigers. Volgens eisers 1 heeft het college bij de verdeling van de ruimte ten onrechte laten meespelen dat eiseres 2 al lange tijd haar schepen tegenover [adres 1] heeft liggen. Dit was volgens eisers 1 een illegale situatie en dat zou nu niet moeten worden beloond met meer ruimte dan zij krijgen bij hun eigen steigers. Het college heeft verder laten meespelen dat het plezierschip van eiseres 2 aanleg- en manoeuvreerruimte nodig heeft van 25 meter. Volgens eisers 1 heeft het schip al 20 jaar niet zelfstandig gevaren en heeft het schip vrijwel zeker geen motor die het kan voorstuwen. Het college heeft bovendien in de vergunningvoorschriften opgenomen dat het plezierschip van eiseres 2 aan de westzijde van haar steiger maximaal twee meter mag uitsteken, terwijl het nautisch advies op dit punt tot een halve meter uitsteken komt. Eisers 1 voeren verder aan dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met andere vormen van overlast die zij ervaren, zoals de aantasting van hun uitzicht. Volgens eisers 1 had het college een hoogtebeperking moeten stellen aan de schepen die aanmeren aan de steiger van eiseres 2 en expliciet moeten verbieden dat er extra bouwwerken op en langs de steiger worden gebouwd.
4.1.
Eiseres 2 heeft ook beroep ingesteld tegen haar eigen omgevingsvergunning. Zij is het niet eens met het voorschrift dat aangemeerde schepen maximaal 2 meter mogen uitsteken aan de westelijke zijde en maximaal 4 meter aan de oostelijke zijde van de steiger. Eiseres 2 voert aan dat het door dit voorschrift niet mogelijk is om haar plezierschip van 17 meter en haar pontonboot van 12 meter achter elkaar aan te meren. Hierdoor kan zij haar pontonboot niet kwijt aan de steiger. Volgens eiseres 2 is in het verleden toegezegd dat zij voldoende ruimte zou krijgen om al haar schepen achter elkaar aan te meren.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers 1 en eiseres 2. De rechtbank behandelt eerst de beroepsgronden van eisers 1 en daarna de beroepsgronden van eiseres 2.
5.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eisers 1 en eiseres 2 niet slagen. De beroepen zijn daarom ongegrond
.De verleende omgevingsvergunning van eiseres 2 voor de loopbrug en steiger tegenover [adres 1] met de daarbij behorende voorschriften blijft daarom in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht Omgevingswet
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
De beroepsgronden van eisers 1
Heeft het college de beperkte ruimte in de Bakkerskil eerlijk verdeeld?
7. De rechtbank stelt vast dat het college omgevingsvergunningen heeft verleend voor drie steigers tegenover de woningen aan [adres 2] , [adres 1] en [adres 3] . De drie steigers hebben allen een lengte van 12 meter. Om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is voor het aanmeren van schepen bij alle drie de steigers, heeft het college voorschriften aan de vergunningen verbonden. Het college heeft deze voorschriften opgenomen naar aanleiding van het rapport ‘Expertiserapport, uitbrengen nautisch advies met betrekking tot manoeuvreren naar en vanaf een vijftal vergunde steigers in de Bakkerskil te [plaatsnaam] ’, van 16 december 2021, opgesteld door BMT Netherlands BV (hierna: het nautisch advies). De voorschriften houden in dat bij de steiger van eiseres 2 tegenover [adres 1] schepen met een lengte van maximaal 17 meter mogen aanmeren, waarbij deze schepen aan de westelijk kant 2 meter mogen uitsteken en aan de oostelijke kant 4 meter. Bij de steigers van eisers 1 tegenover [adres 2] en [adres 3] mogen schepen met een lengte van maximaal 12 meter aanmeren, waarbij geldt dat deze aan beide kanten niet mogen uitsteken.
7.1.
De rechtbank overweegt dat dit betekent dat eiseres 2 meer ruimte heeft om schepen aan te meren aan haar steiger dan eisers 1. Het college heeft toegelicht dat dit verschil komt door de aanwezigheid van het plezierschip van eiseres 2. Dit schip is 17 meter lang en uit het nautisch advies volgt dat daarbij een manoeuvreerruimte van in totaal 25 meter nodig is (4 meter aan de voorkant en 4 meter aan de achterkant). De kortste afstand tussen de steigers van eisers 1 aan de [adres 2] en [adres 3] , waartussen de steiger van eiseres 2 ligt, is 25,75 meter. Dit betekent dat deze hele afstand nodig is als manoeuvreerruimte voor het schip van eiseres 2. Het college heeft daarom als voorschrift aan de vergunningen van eisers 1 verbonden dat hun schepen niet mogen uitsteken. Hierdoor is verzekerd dat eiseres 2 haar schip kan aan- en afmeren. Het college heeft verder toegelicht dat het plezierschip van eiseres 2 5 meter langer is dan haar steiger en daarom zal uitsteken als het is aangemeerd. Om te voorkomen dat dit leidt tot het beperken van de gebruiksmogelijkheden van de steigers van eisers 1 heeft het college als voorschrift aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 verbonden dat haar schip aan de westelijke kant slechts 2 meter en aan de oostelijke kant slechts 4 meter mag uitsteken.
7.2.
De rechtbank vindt niet dat dit een oneerlijke verdeling van de beperkte ruimte oplevert. Het college heeft aan eiseres 2 in redelijkheid meer ruimte kunnen geven om haar schepen aan te meren dan aan eisers 1. Het college heeft bij deze keuze mogen betrekken dat eiseres 2 al jarenlang met haar schepen in de Bakkerskil ligt en dat het plezierschip ruimte nodig heeft om te manoeuvreren van en naar de steiger. Eisers 1 hebben zelf geen schepen in de Bakkerskil liggen, maar alleen een sloep van 5 meter en een rubberboot van 3 meter. Eisers 1 hebben ook geen concrete plannen om een schip aan te meren in de Bakkerskil en al helemaal niet een schip dat groter is dan de steiger van 12 meter. Het college wijst in dat verband terecht op de ruimtelijke onderbouwing voor de steigers van eisers 1, waarop slechts kleine bootjes zijn afgebeeld en waarin staat dat de rest van de steigers vrij zullen blijven om te vissen. Dit betekent dat het college ervan uit heeft mogen gaan dat eisers 1, anders dan eiseres 2, geen extra manoeuvreerruimte bij de steiger nodig hebben. Het college heeft daarom in redelijkheid de beperkte ruimte kunnen verdelen op de manier waarop zij dat heeft gedaan.
7.3.
De rechtbank volgt eisers 1 niet in hun betoog dat eiseres 2 op deze manier wordt beloond voor het in stand houden van een illegale situatie. Anders dan eisers 1 betogen, liggen de schepen van eiseres 2 niet illegaal op de plek tegenover [adres 1] . Eiseres 2 huurt hiervoor het waterperceel, kadastraal bekend als [kadastraal nummer] . Het college heeft toegelicht dat de schepen mogen en mochten liggen op de huidige locatie; Rijkswaterstaat, het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de gemeente Krimpenerwaard hebben hiermee ingestemd. De verschillende juridische procedures zijn gegaan over de vraag of zij op de plek ook een steiger en loopbrug naar de schepen mocht bouwen.
7.4.
De rechtbank volgt eisers 1 ook niet in hun stelling dat eiseres 2 de manoeuvreerruimte niet nodig heeft, omdat het plezierschip niet meer kan varen. Het college heeft toegelicht dat het schip al lange tijd op verschillende plekken in de Bakkerskil aanwezig is en eiseres 2 heeft toegelicht dat het schip nog steeds beschikt over een motor en zelfstandig kan varen. Eisers 1 hebben hun stelling niet onderbouwd en hebben daarom niet aannemelijk gemaakt dat het plezierschip van eiseres 2 niet kan en ook nooit meer zal kunnen varen.
7.5.
De verwijzing van eisers 1 naar pagina 17 van het nautisch advies leidt ook niet tot een ander oordeel. Daar staat weliswaar dat het afmeren van het plezierschip van 17 meter zodanig dient te geschieden dat het schip aan de westelijke zijde niet meer dan 50 centimeter uitsteekt, maar het college heeft toegelicht dat dit een schrijffout is. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen, aangezien dit zou beteken dat er in totaal slechts een schip van 16,5 meter kan aanmeren bij de steiger tegenover [adres 1] (12 meter steiger, 0,5 meter aan de westkant en 4 meter aan de oostkant). In het nautisch advies staat bovendien dat de afstand tussen de steiger tegenover [adres 1] en de steiger ten westen daarvan tegenover [adres 3] 4,9 meter bedraagt. Dit betekent dat als de plezierjacht van 17 meter is aangemeerd aan de steiger tegenover [adres 1] aan de westelijke kant nog 2,9 meter overblijft (4,9 meter – 2 meter uitsteken ten opzichte van de steiger). Bij de steiger tegenover [adres 3] mag een schip worden aangemeerd met een maximale lengte van 12 meter. Volgens het nautisch advies heeft een dergelijk schip manoeuvreerruimte van 2 meter aan beide kanten nodig. De rechtbank overweegt dat dit past binnen de overgebleven 2,9 meter.
7.6.
Voor zover eisers 1 verder betogen dat het college aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 een voorschrift had moeten verbinden dat de manoeuvreerruimte alleen geldt voor het huidige plezierschip van eiseres 2, is de rechtbank het daar ook niet mee eens. Het college stelt terecht dat dit neerkomt op een uitsterfconstructie. Het college heeft dat in redelijkheid ongewenst kunnen vinden, omdat voor geen enkele andere steiger of schip in de Bakkerskil een uitsterfconstructie geldt.
Heeft het college rekening gehouden met andere vormen van overlast?
8. De rechtbank volgt eisers 1 ook niet in hun betoog dat het college in het bestreden besluit onvoldoende aandacht heeft besteed aan andere vormen van overlast, met name aantasting van hun uitzicht. In het bestreden besluit wordt in dit verband verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing van 23 maart 2020. Hierin staat dat het aanmeren van een pleziervaartuig met een representatieve hoogte weinig tot geen invloed heeft op het zicht vanuit de op dijkniveau gesitueerde woningen. Een pleziervaartuig met een representatieve hoogte van 3 meter zal bij een gemiddelde waterstand niet boven de dijktafelhoogte uitkomen. Het college heeft zich gelet hierop in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht van eisers 1 niet op onevenredige wijze wordt aangetast. Het college heeft daarom in redelijkheid in de omgevingsvergunning van eiseres 2 geen voorschrift over een maximale hoogte van aan te meren schepen hoeven opnemen.
8.1.
Het college heeft verder in de omgevingsvergunning ook geen expliciet bouwverbod voor extra bouwwerken op en langs de steiger hoeven opnemen. Als eiseres 2 extra bouwwerken wil bouwen dan zal zij daarvoor een omgevingsvergunning moeten aanvragen. In dat kader moet worden beoordeeld wat de invloed van die bouwwerken op het woon- en leefklimaat van eisers 1 is.
De beroepsgronden van eiseres 2
Heeft eiseres 2 voldoende ruimte bij haar steiger?
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres 2 door het voorschrift dat aangemeerde schepen maximaal 2 meter mogen uitsteken aan de westelijke zijde en maximaal 4 meter aan de oostelijke zijde van de steiger niet haar plezierschip van 17 meter en haar pontonboot van 12 meter achter elkaar kan aanmeren. De rechtbank ziet hierin echter geen reden voor het oordeel dat het college dit voorschrift niet aan de vergunning van eiseres 2 heeft kunnen verbinden. Als eiseres 2 deze beide schepen achter elkaar zou aanmeren, blijft er geen ruimte over voor de steigers van eisers 1 tegenover [adres 2] en [adres 3] . Het college heeft dat in redelijk geen goede verdeling van de schaarse ruimte kunnen vinden. Het college heeft er bovendien terecht op gewezen dat het eiseres 2 volgens de voorschriften van de vergunning wel is toegestaan om het plezierschip en de pontonboot naast elkaar aan te meren aan de steiger. De bijboot van 3 meter kan aan de binnenkant van de steiger liggen. Het college stelt terecht dat het daarmee mogelijk is om alle schepen aan de steiger aan te meren op een manier waarbij er voldoende ruimte overblijft voor de steigers van eisers 1. Voor zover eiseres 2 betwijfelt of er op die manier voldoende ruimte overblijft in de Bakkerskil voor de doorvaart, geldt dat het college heeft toegelicht dat de doorvaart niet wordt belemmerd als er maximaal twee schepen naast elkaar aan de steiger liggen.
9.1.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat haar in het verleden een toezegging is gedaan dat zij een steiger zou krijgen waaraan zij haar plezierjacht en pontonboot achter elkaar zou mogen aanmeren. Dit betoog heeft eiseres 2 al in verschillende eerdere procedures naar voren gebracht. Daarover is geoordeeld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat namens het college concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon waaraan zij het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat het college een vergunning zou verlenen ten behoeve van het oprichten van een steiger op de locatie tegenover [adres 1] . [2] De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiseres 2 heeft gewezen op een brief van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van 29 oktober 2024, waarin staat dat door het plaatsen van een steiger tegenover [adres 1] het aantal steigers als gevolg van de dijkversterking feitelijk niet is toegenomen. De rechtbank overweegt hierover dat deze brief niet afkomstig is van het college, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat er een toezegging van het college zou zijn geweest. Deze brief zegt verder niets over of zij ook recht heeft op een steiger en over de lengte van de schepen die hieraan zouden mogen aanmeren.
Conclusie en gevolgen
10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers 1 en eiseres 2 geen gelijk krijgen en de omgevingsvergunning van eiseres 2 met de voorschriften in stand blijft. Eisers 1 en eiseres 2 krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2010, ECLI:NL:2010:BL1823, van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2591 en van
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 3 februari 2010; ECLI:NL:RVS:2010:BL1823.