ECLI:NL:RBDHA:2024:22512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
22/8208 en 22/8368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor een loopbrug/steiger in Krimpen aan de Lek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, worden de beroepen van eiser 1 en eiseres 2 tegen de omgevingsvergunning van eiser 1 voor een loopbrug en steiger in Krimpen aan de Lek beoordeeld. Eiser 1, eigenaar van een woning aan [adres] [huisnummer 2], heeft een omgevingsvergunning aangevraagd om te voorkomen dat de plek door een ander ingenomen wordt. Eiseres 2, die al sinds 1989 schepen in de Bakkerskil heeft liggen, heeft meerdere keren geprobeerd een vergunning voor een steiger te verkrijgen, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. De rechtbank behandelt de beroepen gezamenlijk en concludeert dat de omgevingsvergunning van eiser 1, die in strijd is met het bestemmingsplan, toch verleend kon worden op basis van de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank oordeelt dat de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, redelijk zijn en dat de verdeling van de beperkte ruimte in de Bakkerskil niet oneerlijk is. De rechtbank wijst de beroepen van eiser 1 en eiseres 2 af, waardoor de omgevingsvergunning van eiser 1 in stand blijft. De uitspraak benadrukt dat de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft op deze zaak, omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning vóór deze datum is ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/8208 en 22/8368
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

1.1. [eiser] [woonplaats] , eiser 1,

2.[eiseres] , eiseres 2,

en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Krimpenerwaard,
(het college)
(gemachtigde: mr. E. Dans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser 1 en eiseres 2 tegen de omgevingsvergunning van eiser 1 voor een loopbrug/steiger tegenover [adres] in Krimpen aan de Lek.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning verleend met het besluit van 4 februari 2020 (het primaire besluit). Met het bestreden besluit van 15 november 2022 heeft het college het primaire besluit gehandhaafd met aanpassing van de motivering en toevoeging van aanvullende voorschriften.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres 2 heeft gereageerd op het beroep van eiser 1.
1.4.
Eiseres 2 heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 op zitting behandeld, samen met de zaken met nrs. 22/6297, 22/8206, 22/8207, 22/8371, 22/8372, 22/8375, 23/973 en 23/976. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres 2, bijgestaan door [naam] (via videoverbinding) en de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. A.D. Bouwman. Eiser 1 is niet verschenen.
Voorgeschiedenis
2. Eiseres 2 heeft sinds 1989 een aantal schepen liggen in de Bakkerskil; een plezierschip van 17 meter, een pontonboot van 12 meter en een bijboot van 3 meter. Deze schepen lagen aangemeerd tegen twee vrachtschepen. In 2001 moesten de schepen worden verplaatst naar een andere locatie, vanwege dijkverzwaringswerkzaamheden in de Bakkerskil. Na afloop van de werkzaamheden wilde eiseres 2 haar schepen weer aanmeren in de Bakkerskil. Eiseres 2 heeft verschillende keren een aanvraag gedaan om een steiger te bouwen waaraan zij haar schepen kon aanmeren, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. Eiseres 2 heeft daartegen verschillende juridische procedures gevoerd, waarbij zij in het ongelijk is gesteld. [1]
2.1.
Eiseres 2 heeft op 21 november 2015 opnieuw een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor een loopbrug en steiger in de Bakkerskil op de plek tegenover [adres] [huisnummer 2] . Eiseres 2 heeft de aanvraag gewijzigd in een brief van 16 april 2019. In de gewijzigde aanvraag en de daarbij horende bouwtekeningen staat dat de aangevraagde steiger 12 meter lang is en 2,5 meter breed.
2.2.
Het college is na 2015 anders gaan denken over de loopburg en steiger op de locatie tegenover [adres] [huisnummer 2] in de Bakkerskil. Eerder gold nog de beleidsnotitie “Aanlegsteigers en woonschepen in de Bakkerskil” die in de weg stond aan de loopbrug en steiger van eiseres 2. Deze beleidsnota is echter vervallen op 1 januari 2017, waardoor het college vanaf dat moment wel kon meewerken aan de loopbrug en steiger. Het college heeft daarom op 5 augustus 2019 de omgevingsvergunning aan eiseres 2 verleend. In het besluit van 15 november 2022 heeft het college aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 een aantal voorschriften verbonden om ervoor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor de gebruiksmogelijkheden van de steigers tegenover [adres] en [huisnummer 1] , aan weerszijden van de steiger van eiseres 2. De voorschriften houden onder meer in dat de maximale lengte van de aan te meren schepen 17 meter bedraagt en dat aangemeerde schepen maximaal 2 meter mogen uitsteken aan de westelijke zijde en maximaal 4 meter aan de oostelijke zijde van de steiger.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser 1 is de eigenaar van de woning aan de [adres] [huisnummer 2] . Nadat aan eiseres 2 de omgevingsvergunning was verleend, heeft hij ook een omgevingsvergunning aangevraagd voor een loopbrug en steiger voor de woning aan de [adres] . Dit heeft hij in de eerste plaats gedaan om te voorkomen dat de plek kon worden ingenomen door een ander die daar een schip wil aanmeren.
3.1.
Het college heeft in het primaire besluit de omgevingsvergunning aan eiser 1 verleend. Volgens het college zijn de loopbrug en steiger weliswaar in strijd met het geldende bestemmingsplan, maar kan hiervan worden afgeweken met toepassing van artikel 4, onderdeel 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Volgens het college leveren de loopbrug en steiger geen strijd op met de goede ruimtelijke ordening. Het college heeft de omgevingsvergunning daarom verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan’, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.2.
In het bestreden besluit heeft het college een aantal voorschriften aan de omgevingsvergunning van eiser 1 verbonden om er voor te zorgen dat er geen belemmeringen zijn voor de gebruiksmogelijkheden van andere steigers, in het bijzonder de steiger van eiseres 2. De voorschriften houden onder meer in dat de maximale lengte van de aan te meren schepen 12 meter bedraagt en dat aangemeerde schepen aan beide kanten van de steiger niet mogen uitsteken.
De beroepen
4. Eiser 1 is het niet eens met de voorschriften aan zijn omgevingsvergunning. Hij vindt dat het college de beperkte ruimte in de Bakkerskil oneerlijk heeft verdeeld; aan eiseres 2 wordt meer ruimte gegund om schepen aan te meren, ten koste van zijn eigen steiger. Volgens eiser 1 heeft het college bij de verdeling van de ruimte ten onrechte laten meespelen dat eiseres 2 al lange tijd haar schepen tegenover [adres] [huisnummer 2] heeft liggen. Dit was volgens eiser 1 een illegale situatie en dat zou nu niet moeten worden beloond met meer ruimte dan hij krijgt bij zijn eigen steiger. Het college heeft verder laten meespelen dat het plezierschip van eiseres 2 aanleg- en manoeuvreerruimte nodig heeft van 25 meter. Volgens eiser 1 heeft het schip al 20 jaar niet zelfstandig gevaren en heeft het schip vrijwel zeker geen motor die het kan voorstuwen. Eiser 1 voert verder aan dat het college ten onrechte aan zijn omgevingsvergunning het voorschrift heeft verbonden dat schepen niet mogen uitsteken aan de oostelijke kant van de steiger. Volgens eiser 1 is dat niet nodig, omdat er goede contacten zijn met de eigenaar aan die kant van de steiger. Andere steigers in de Bakkerskil hebben deze beperkingen ook niet, aldus eiser 1.
4.1.
Eiseres 2 is het niet eens met de omgevingsvergunning van eiser 1. Zij voert aan dat zij door de steiger van eiser 1 wordt beperkt in de mogelijkheden bij haar eigen steiger tegenover [adres] [huisnummer 2] . Zij kan hierdoor niet haar plezierschip van 17 meter en haar pontonboot van 12 meter achter elkaar aanmeren aan haar steiger. Volgens eiseres 2 kan zij daarom haar pontonboot niet kwijt. Volgens eiseres 2 is in het verleden toegezegd dat zij voldoende ruimte zou krijgen om al haar schepen achter elkaar aan te meren.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser 1 en eiseres 2. De rechtbank behandelt eerst de beroepsgronden van eiser 1 en daarna de beroepsgronden van eiseres 2.
5.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiser 1 en eiseres 2 niet slagen. De beroepen zijn daarom ongegrond
.De verleende omgevingsvergunning van eiser 1 voor de loopbrug en steiger tegenover [adres] met de daarbij behorende voorschriften blijft daarom in stand. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht Omgevingswet
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
De beroepsgronden van eiser 1
Heeft het college de beperkte ruimte in de Bakkerskil eerlijk verdeeld?
7. De rechtbank stelt vast dat het college omgevingsvergunningen heeft verleend voor drie steigers tegenover de woningen aan [adres] , [huisnummer 2] en [huisnummer 1] . De drie steigers hebben allen een lengte van 12 meter. Om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is voor het aanmeren van schepen bij alle drie de steigers, heeft het college voorschriften aan de vergunningen verbonden. Het college heeft deze voorschriften opgenomen naar aanleiding van het rapport ‘Expertiserapport, uitbrengen nautisch advies met betrekking tot manoeuvreren naar en vanaf een vijftal vergunde steigers in de Bakkerskil te Krimpen aan de Lek’, van 16 december 2021, opgesteld door BMT Netherlands BV (hierna: het nautisch advies). De voorschriften houden in dat bij de steiger van eiseres 2 tegenover [adres] [huisnummer 2] schepen met een lengte van maximaal 17 meter mogen aanmeren, waarbij deze schepen aan de westelijk kant 2 meter mogen uitsteken en aan de oostelijke kant 4 meter. Bij de steiger van eiser 1 tegenover [adres] mogen schepen met een lengte van maximaal 12 meter aanmeren, waarbij geldt dat deze aan beide kanten niet mogen uitsteken.
7.1.
De rechtbank overweegt dat dit betekent dat eiseres 2 meer ruimte heeft om schepen aan te meren aan haar steiger dan eiser 1. Het college heeft toegelicht dat dit verschil komt door de aanwezigheid van het plezierschip van eiseres 2. Dit schip is 17 meter lang en uit het nautisch advies volgt dat daarbij een manoeuvreerruimte van in totaal 25 meter nodig is (4 meter aan de voorkant en 4 meter aan de achterkant). De kortste afstand tussen de steigers aan de [adres] en [huisnummer 1] , waartussen de steiger van eiseres 2 ligt, is 25,75 meter. Dit betekent dat deze hele afstand nodig is als manoeuvreerruimte voor het schip van eiseres 2. Het college heeft daarom als voorschrift aan de vergunning van eiser 1 verbonden dat zijn schepen niet mogen uitsteken. Hierdoor is verzekerd dat eiseres 2 haar schip kan aan- en afmeren. Het college heeft verder toegelicht dat het plezierschip van eiseres 2 5 meter langer is dan haar steiger en daarom zal uitsteken als het is aangemeerd. Om te voorkomen dat dit leidt tot het beperken van de gebruiksmogelijkheden van de steiger van eiser 1 heeft het college als voorschrift aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 verbonden dat haar schip aan de oostelijke kant slechts 4 meter mag uitsteken.
7.2.
De rechtbank vindt niet dat dit een oneerlijke verdeling van de beperkte ruimte oplevert. Het college heeft aan eiseres 2 in redelijkheid meer ruimte kunnen geven om haar schepen aan te meren dan aan eiser 1. Het college heeft bij deze keuze mogen betrekken dat eiseres 2 al jarenlang met haar schepen in de Bakkerskil ligt en dat het plezierschip ruimte nodig heeft om te manoeuvreren van en naar de steiger. Eiser 1 heeft zelf geen schepen in de Bakkerskil liggen, maar alleen een rubberboot van 3 meter. Eiser 1 heeft ook geen concrete plannen om een schip aan te meren in de Bakkerskil en al helemaal niet een schip dat groter is dan de steiger van 12 meter. Het college wijst in dat verband terecht op de ruimtelijke onderbouwing voor de steiger van eiser 1, waarop slechts kleine bootjes zijn afgebeeld en waarin staat dat de rest van de steiger vrij zal blijven om te vissen. Dit betekent dat het college ervan uit heeft mogen gaan dat eiser 1, anders dan eiseres 2, geen extra manoeuvreerruimte bij de steiger nodig heeft. Het college heeft daarom in redelijkheid de beperkte ruimte kunnen verdelen op de manier waarop zij dat heeft gedaan en in redelijkheid voorschriften aan de vergunning van eiser 1 verbonden om te zorgen dat hij bij het gebruik van zijn steiger de gebruiksmogelijkheden bij de steiger van eiseres 2 niet beperkt.
7.3.
De rechtbank volgt eiser 1 niet in zijn betoog dat eiseres 2 op deze manier wordt beloond voor het in stand houden van een illegale situatie. Anders dan eiser 1 betoogt, liggen de schepen van eiseres 2 niet illegaal op de plek tegenover [adres] [huisnummer 2] . Eiseres 2 huurt hiervoor het waterperceel, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter 1] , nummer [kadastraal nummer] . Het college heeft toegelicht dat de schepen mogen en mochten liggen op de huidige locatie; Rijkswaterstaat, het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de gemeente Krimpenerwaard hebben hiermee ingestemd. De verschillende juridische procedures zijn gegaan over de vraag of zij op de plek ook een steiger en loopbrug naar de schepen mocht bouwen.
7.4.
De rechtbank volgt eiser 1 ook niet in zijn stelling dat eiseres 2 de manoeuvreerruimte niet nodig heeft, omdat het plezierschip niet meer kan varen. Het college heeft toegelicht dat het schip al lange tijd op verschillende plekken in de Bakkerskil aanwezig is en eiseres 2 heeft toegelicht dat het schip nog steeds beschikt over een motor en zelfstandig kan varen. Eiser 1 heeft zijn stelling niet onderbouwd en heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat het plezierschip van eiseres 2 niet kan en ook nooit meer zal kunnen varen.
7.5.
De rechtbank overweegt verder dat het college ook in redelijkheid aan de omgevingsvergunning van eiser 1 het voorschrift heeft kunnen verbinden dat schepen niet mogen uitsteken aan de oostelijke kant van de steiger. Dat er goede contacten zijn met de eigenaar aan die kant van de steiger, is geen reden om af te zien van dit voorschrift. Het college stelt terecht dat dat in de toekomst kan veranderen of dat gebruikers kunnen wijzigen. Het college heeft daarom in redelijk in de vergunning kunnen borgen dat ook aan de oostelijke kant van de steiger de benodigde manoeuvreerruimte voor de naastgelegen steiger beschikbaar blijft. Dat voor andere steigers in de Bakkerskil een dergelijke beperking niet geldt, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft toegelicht dat bij het verlenen van eerdere vergunningen het behoud van voldoende manoeuvreerruimte geen onderwerp van geschil was.
7.6.
Voor zover eiser 1 verder betoogt dat het college aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 een voorschrift had moeten verbinden dat de manoeuvreerruimte alleen geldt voor het huidige plezierschip van eiseres 2, geldt dat deze beroepsgrond niet is gericht tegen het bestreden besluit. Deze beroepsgrond kan alleen al hierom niet slagen.
De beroepsgronden van eiseres 2
Heeft eiseres 2 voldoende ruimte bij haar steiger?
8. De rechtbank stelt vast dat de verleende omgevingsvergunning aan eiser 1 ervoor heeft gezorgd dat aan de omgevingsvergunning van eiseres 2 een voorschrift is verbonden dat aan haar steiger aangemeerde schepen maximaal 4 meter aan de oostelijke zijde mogen uitsteken. De rechtbank stelt verder vast dat dit betekent dat eiseres 2 niet haar plezierschip van 17 meter en haar pontonboot van 12 meter achter elkaar kan aanmeren. De rechtbank ziet hierin echter geen reden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de omgevingsvergunning aan eiser 1 heeft kunnen verlenen. Als eiseres 2 deze beide schepen achter elkaar zou aanmeren, blijft er geen ruimte over voor de steiger van eiser 1 tegenover [adres] . Het college heeft dat in redelijk geen goede verdeling van de schaarse ruimte kunnen vinden. Het college heeft er bovendien terecht op gewezen dat het eiseres 2 volgens de voorschriften van haar vergunning wel is toegestaan om het plezierschip en de pontonboot naast elkaar aan te meren aan de steiger. De bijboot van 3 meter kan aan de binnenkant van de steiger liggen. Het college stelt terecht dat het daarmee mogelijk is om alle schepen aan de steiger aan te meren op een manier waarbij er voldoende ruimte overblijft voor de steiger van eiser 1. Voor zover eiseres 2 betwijfelt of er op die manier voldoende ruimte overblijft in de Bakkerskil voor de doorvaart, geldt dat het college heeft toegelicht dat de doorvaart niet wordt belemmerd als er maximaal twee schepen naast elkaar aan de steiger liggen.
8.1.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat haar in het verleden een toezegging is gedaan dat zij een steiger zou krijgen waaraan zij haar plezierjacht en pontonboot achter elkaar zou mogen aanmeren. Dit betoog heeft eiseres 2 al in verschillende eerdere procedures naar voren gebracht. Daarover is geoordeeld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat namens het college concrete toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon waaraan zij het in rechte te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat het college een vergunning zou verlenen ten behoeve van het oprichten van een steiger op de locatie tegenover [adres] [huisnummer 2] . [2] De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding voor een ander oordeel. Eiseres 2 heeft gewezen op een brief van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van 29 oktober 2024, waarin staat dat door het plaatsen van een steiger tegenover [adres] [huisnummer 2] het aantal steigers als gevolg van de dijkversterking feitelijk niet is toegenomen. De rechtbank overweegt hierover dat deze brief niet afkomstig is van het college, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat er een toezegging van het college zou zijn geweest. Deze brief zegt verder niets over of zij ook recht heeft op een steiger en over de lengte van de schepen die hieraan zouden mogen aanmeren.
Conclusie en gevolgen
9. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser 1 en eiseres 2 geen gelijk krijgen en de omgevingsvergunning van eiser 1 met de voorschriften in stand blijft. Eiser 1 en eiseres 2 krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2010, ECLI:NL:2010:BL1823, van 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2591 en van
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 3 februari 2010; ECLI:NL:RVS:2010:BL1823.