ECLI:NL:RBDHA:2024:22498
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende juridische onderbouwing en niet verschijnen op zitting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.W. Verweij, in beroep ging tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zijn verschenen, ondanks dat de rechtbank hen had willen vragen om een toelichting op het beroepschrift. De rechtbank kon hierdoor niet beoordelen of er een gebrek in het besluit van de minister was. De minister had in zijn besluit van 27 augustus 2024 de asielmotieven van de eiser beoordeeld en deze als niet geloofwaardig bestempeld. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, omdat de gronden van beroep niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.