ECLI:NL:RBDHA:2024:22482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/09/673807 / KG ZA 24-937
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen en patiëntenstop in kort geding tussen zorgverzekeraar en GGZ-zorgverlener

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Inter-Psy BV, een GGZ-zorgverlener, en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen NV, een zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar had een patiëntenstop opgelegd aan Inter-Psy omdat deze niet bereid was een vordering te betalen die Zilveren Kruis op een zustermaatschappij van Inter-Psy had. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de zorgverzekeraar de vordering op de zustermaatschappij mocht verrekenen met de declaraties van Inter-Psy. De belangenafweging viel in het voordeel van Inter-Psy uit, waardoor de vordering om de zorgverzekeraar te verbieden te verrekenen werd toegewezen. Tevens werd de patiëntenstop onrechtmatig bevonden, omdat er geen grond was voor deze maatregel. De voorzieningenrechter gelastte Zilveren Kruis om binnen 24 uur na betekening van het vonnis alle mededelingen over de patiëntenstop te verwijderen en te rectificeren. De proceskosten werden toegewezen aan Inter-Psy.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/673807 / KG ZA 24-937
Vonnis in kort geding van 2 december 2024
in de zaak van
Inter-Psy BVte Groningen,
eiseres,
advocaat mr. J. Douwes te Groningen,
tegen:

1.Zilveren Kruis Zorgverzekeringen NVte Leiden,

2.
Interpolis Zorgverzekeringen NVte Leiden,
3.
FBTO Zorgverzekeringen NVte Leeuwarden,
4.
De Friesland Zorgverzekeraar NVte Leeuwarden,
gedaagden,
advocaat: voorheen mrs. A.T.H.J. Mingels en S.A. Zonjee, thans mr. S.A. Zonjee te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Inter-Psy’ en (in vrouwelijk enkelvoud) ‘ZK’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 oktober 2024 met producties 1 tot en met 31;
- de akte overlegging nadere producties en vermeerdering van eis, met producties 32 en 33, van 5 november 2024;
- de conclusie van antwoord van ZK met producties A tot en met R van 7 november 2024.
1.2.
Op 11 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.3.
In de avond van 10 november 2024 zijn door Inter-Psy nog een akte met nadere producties overgelegd. Nadat ter zitting aan Inter-Psy is voorgehouden dat de mondelinge behandeling zou moeten worden aangehouden als deze akte en producties bij de procedure worden betrokken – om ZK in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de producties en daarop te kunnen reageren – heeft Inter-Psy de akte en producties ingetrokken. Deze zijn dus niet betrokken in de beoordeling.
1.4.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
ZK is een zorgverzekeraar die vanuit de basisverzekering zorg aan haar zorgverzekerden laat leveren of vergoedt.
2.2.
Inter-Psy is een aanbieder van geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Inter-Psy heeft sinds 2012 ieder jaar een zorgcontract met ZK gesloten, op grond waarvan Inter-Psy zorg aan verzekerden van ZK mag leveren en declareren.
2.3.
De heer [naam] (hierna: [naam]) is indirect volledig aandeelhouder en bestuurder van Inter-Psy (namelijk via eerst Inter-Psy Groep B.V. (hierna: Inter-Psy Groep) en vervolgens IP-Beheer B.V.).
2.4.
In 2014 is de rechtspersoon Inter-Psy GGZ Praktijk B.V. opgericht. Zij is per 1 januari 2015 gestart met het leveren van (ongecontracteerde) geestelijke gezondheidszorg. Tot 1 januari 2021 maakte Inter-Psy GGZ Praktijk B.V. geen deel uit van het concern van Inter-Psy. Inter-Psy GGZ Praktijk B.V. voerde (in eerste instantie) Inter-Psy alleen in haar naam, omdat zij gebruik wilde maken van het bedrijfsconcept van Inter-Psy.
2.5.
Sinds 1 januari 2021 is [naam] indirect volledig aandeelhouder en bestuurder van Inter-Psy GGZ Praktijk B.V. (namelijk, net als bij Inter-Psy, via eerst Inter-Psy Groep en vervolgens IP-Beheer B.V.). De naam van Inter-Psy GGZ Praktijk B.V. is per 29 april 2024 gewijzigd in IPGGZ B.V. (hierna zal deze rechtspersoon worden aangeduid als IPGGZ, zowel ten aanzien van de periode voor als na 29 april 2024).
2.6.
Gedaagden sub 1, 2 en 3 en Avéro Zorgverzekeringen N.V. enerzijds en IPGGZ anderzijds zijn verwikkeld geweest in een procedure (hierna ook: de procedure tussen ZK en IPGGZ). Die procedure ging over de vraag of er voor het jaar 2017 een rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen tussen ZK en IPGGZ (volgens ZK wel en volgen IPGGZ niet) en daarmee of IPGGZ gebonden was aan het in die overeenkomst opgenomen zorgplafond. In deze procedure zijn de volgende uitspraken gedaan:
  • bij vonnis van
  • bij arrest van het gerechtshof Den Haag van
  • het arrest van het gerechtshof is door de Hoge Raad bij arrest van
  • het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van
Als gevolg van het arrest van het gerechtshof Amsterdam heeft ZK over het jaar 2017 een vordering uit onverschuldigde betaling op IPGGZ van € 490.646,30, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten (hierna: de Vordering). De Vordering is nog niet voldaan.
2.7.
ZK heeft voor de jaren 2017 tot en met 2020 zorgcontracten gehad met zowel IPGGZ als Inter-Psy. Sinds 2021 heeft ZK alleen nog zorgcontracten met Inter-Psy gesloten.
2.8.
Mr. Douwes is advocaat in dienstbetrekking bij Inter-Psy. Hij heeft zich op 6 maart 2020 (dus nog voor overname van de aandelen in IPGGZ door Inter-Psy Groep) als vervangend advocaat gesteld in de procedure tussen ZK en IPGGZ, omdat – zo staat in een e-mail van die datum van mr. Douwes aan de advocaat van ZK –
“het concern van INTER-PSY een financier is van IPGGZ en een direct belang heeft bij de uitkomst van deze zaak”.Sindsdien waren mr. Douwes, [naam] en de directeur-bedrijfsvoering bij Inter-Psy betrokken bij (de correspondentie over) de procedure tussen ZK en IPGGZ. Zij waren ook aanwezig bij zittingen en schikkingsonderhandelingen over het geschil tussen ZK en IPGGZ.
2.9.
Na het arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2022 heeft op 12 december 2022 schikkingsoverleg plaatsgevonden tussen ZK en IPGGZ, waarbij mr. Douwes, [naam] en de directeur-bedrijfsvoering van Inter-Psy aanwezig waren. Dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.10.
In een brief van 30 januari 2023 aan Inter-Psy schrijft ZK het volgende:
“(…)
Namens Zilveren Kruis bericht ik u als volgt. Op 12 december 2022 heeft er een schikkingsoverleg plaatsgevonden tussen Zilveren Kruis en Inter-Psy. Dit heeft echter niet kunnen leiden tot een schikking. Nadien heeft Zilveren Kruis niks meer vernomen van Inter-Psy.
Zoals bij u bekend heeft de Hoge Raad bij arrest van 14 oktober 2022 het arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 juni 2021 vernietigd. Naar het oordeel van de Hoge Raad heeft het gerechtshof het beroep van Zilveren Kruis op schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid onterecht verworpen. Gelet hierop is Zilveren Kruis van oordeel dat zij de aan Inter-Psy betaalde plafondoverschrijding onverschuldigd heeft betaald.
Namens Zilveren Kruis verzoek en voor zover nodig sommeer ik Inter-Psy dan ook de plafondoverschrijding inclusief de wettelijke rente terug te betalen (…) Dit betreft een van EUR 502.986,62. Mocht Inter-PSy gebruik willen maken van een betalingsregeling, dan is Zilveren Kruis bereid daarover met Inter-Psy in contact te treden. (…)
Mocht Inter-Psy geen gehoor geven aan bovenstaande sommatie, dan acht Zilveren Kruis zich vrij om over te gaan tot verrekening. (…)”
2.11.
In reactie op voormelde brief heeft mr. Douwes per e-mail van 6 februari 2023 aan ZK bericht dat IPGGZ niet beschikt over de middelen om het in geding zijnde bedrag ineens te voldoen en stelt hij voor om de betaling te laten afhangen van de uitkomst van het hoger beroep na verwijzing. Verder schrijft hij het volgende:
“Wellicht bezijden de orde: Tot uw brief van 30 januari 2023 duidde u de zaak aan met de procespartijen, zoals in uw mail van 26 oktober 2022 n.a.v. ons telefoongesprek waarin schikken van wat voor u “ZK/IPGGZ” was aan de orde kwam. De tegenover elkaar staande partijen in deze zaak zijn inderdaad INTER-PSY GGZ Praktijk BV (IPGGZ) en Zilveren Kruis NV c.s. (ZK). ZK heeft na het vonnis van de rechtbank verrekend met IPGGZ en na het arrest van het Gerechtshof terugbetaald aan IPGGZ. Na het arrest van de Hoge Raad is de proceskostenveroordeling voldaan door IPGGZ. In uw brief van 30 januari 2023 heeft u het opeens over Inter-Psy en kondigt verrekening met Inter-Psy aan bij niet-tijdige betaling, terwijl de uitkomst van de rechtbankprocedure nu juist was dat ZK gerechtigd is tot verrekening met IPGGZ.
IPGGZ en INTER-PSY BV nemen zelfstandig deel aan het rechtsverkeer. ZK heeft met beide vennootschappen een rechtsverhouding, die afzonderlijk zijn. IPGGZ is de Contract met KvK 54194024 en INTER-PSY is de Contractant met KvK 50074105. Dat IPGGZ lopende de procedure via een aandelentransactie deel uit is gaan maken van het concern van Trium-Psy BV (thans genaamd: INTER-PSY Groep BV), IPGGZ en INTER-PSY zustervennootschappen zijn geworden en ZK voor latere jaren alleen met INTER-PSY contractuele afspraken heeft gemaakt, laat de zelfstandigheid van de zustervennootschappen onverlet. Als het gaat om betaling aan INTER-PSY komt ZK aldus geen verrekeningsverweer toe vanwege enige schuld van IPGGZ aan ZK. Het betreft immers niet dezelfde wederpartij, zodat aan het liquiditeitsvereiste niet eens wordt toegekomen.
IPGGZ ziet de uitkomst van het hoger beroep na verwijzing als gezegd met vertrouwen tegemoet. IPGGZ vindt het arrest van de Hoge Raad vooral academisch en verwacht niet de het hof Amsterdam de feiten en omstandigheden praktisch anders zal wegen dan het hof Den Haag, als de tweehandtekeningen-clausule nog wat waard wil zijn. Mocht ZK toch het gelijk aan haar kant krijgen met uw inschatting van de goede en kwade kansen over en weer, zal IPGGZ zich vanzelfsprekend bij een uiteinde in lijn daarmee neerleggen en de gevolgen aanvaarden.
(…) Bij uw antwoord ontvang ik graag de bevestiging dat ZK geen vordering op IPPGZ zal verrekenen met zorgfacturen van INTER-PSY, bij gebreke waarvan INTER-PSY een kort geding tot betaling zal beginnen.”
2.12.
Bij e-mail van 27 februari 2023 stelt ZK dat zij bereid is de zaak aan te brengen bij het gerechtshof, onder een aantal voorwaarden. ZK wil onder meer dat IPGGZ zekerheid stelt voor de Vordering en al een deel van de vordering betaalt. In reactie hierop schrijft mr. Douwes bij e-mail van 9 maart 2023 het volgende:
“(…)
2. Als IPGGZ het geld tegen de plinten klotste, zou IPGGZ graag een gebaar maken. IPGGZ is echter niet in staat om zekerheid te stellen, omdat zij niet beschikt over middelen voor een afgescheiden vermogen (van zichzelf niet en bij iemand anders niet). IPGGZ was een onderneming met een negatief eigen vermogen bij de overname. IPGGZ drijft geen onderneming meer sinds zij onderdeel is gaan uitmaken van de INTER-PSY Groep en in IPGGZ worden enkel de voorgaande jaren afgewikkeld. In dat verband heeft IPGGZ na het cassatieberoep geen voorziening getroffen, ook niet omdat IPGGZ de kans verwaarloosbaar achtte dat als alles over is er een andere uitkomst kan komen te liggen dan waartoe het Gerechtshof Den Haag is gekomen.
Nog los ervan dat de vennootschappen in de INTER-PSY Groep gecompartimenteerd zijn en de ene niets verplicht is aan de ander, heeft te gelden dat de INTER-PSY Groep als geheel het geld evenmin tegen de plinten klotst. Integendeel heeft de INTER-PSY Groep, net als praktisch de rest van de GGZ-aanbieders, het financieel moeilijk en beschikt niet over buitengewone reserves, laat staan van een dergelijke omvang. In plaats van nu onverplicht borg te staan en zich over te leveren, is de keuze van INTER-PSY Groep om IPGGZ naar het vennootschapsrecht op zichzelf te laten staan en verweer te voeren als ZK aan IPGGZ voorbij wil gaan.
Wat dan blijft, is dat een faillissement van IPGGZ in niemands belang is en voor iedereen slechte publiciteit is, maar dat is van later zorg en geen reden om op vooruit te lopen. Vandaar dat IPGGZ aandringt op dagvaarding in het hoger na verwijzing en de knopen te tellen na het verwijzingsarrest. En wellicht doet zich een ontwikkeling voor die een partij of beide partijen laat opschuiven in de laatst betrokken onderhandelingspositie. Laten we gaan procederen zoals in december besproken en verder zien.
3. (…) Als het arrest van het Gerechtshof Den Haag ongedaan te maken is, krijgt ZK hetzelfde bedrag terug als zij heeft betaald ter voldoening daaraan.
2.13.
Op 8 december 2023 hebben ZK en Inter-Psy een overeenkomst gesloten voor het leveren van geestelijke gezondheidszorg in het jaar 2024 (hierna: de Zorgovereenkomst 2024). Op het voorblad van deze overeenkomst staat vermeld dat bij de toepassing van de overeenkomst wordt uitgegaan van de redelijkheid en billijkheid. Op grond van de Zorgovereenkomst 2024 gold eerst een omzetplafond voor 2024 van 5.101.953,=. Dit is (naar aanleiding van de uitkomsten van de verzekerdenmutaties) op 5 juli 2024 verhoogd naar € 5.751.953,=. In artikel I, onder m, van deel 2 van de Zorgovereenkomst 2024 staat het volgende:
“Declaraties gedeclareerd onder een andere AGB worden in ieder geval aan de contractant toegerekend indien sprake is van bijvoorbeeld maar niet limitatief een van de volgende omstandigheden: contractant en de derde die onder andere AGB declareert hebben zelfde vestigingsadres, zelfde administratie/bedrijfsvoering, concernrelaties in de zin van 2:24a en b BW (bijvoorbeeld moeder/dochter of zustermaatschappijen) of (deels) dezelfde bestuurders/ toezichthouders/ leidinggevenden/ directeuren).”
2.14.
Na het eindarrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 mei 2024 heeft ZK bij brief van 23 mei 2024 Inter-Psy aangesproken op betaling van de Vordering, waarbij wordt aangeboden dat Inter-Psy de vordering ook in termijnen mag betalen. In de brief staat dat ZK zonder nadere aankondiging zal overgaan tot verrekening van de vordering en/of andere rechtsmaatregelen als niet (tijdig) wordt gereageerd of betaald.
2.15.
Per e-mail van 3 juni 2024 heeft mr. Douwes aan ZK bericht dat – kort gezegd – Inter-Psy en IPGGZ zelfstandige zustervennootschappen zijn, dat ZK Inter-Psy niet kan aanspreken tot betaling van de Vordering en dat IPGGZ niet de financiële middelen heeft om de Vordering te betalen.
2.16.
Per e-mail van 4 juni 2024 heeft ZK IPGGZ voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om met een onderbouwd en acceptabel betalingsvoorstel te komen, bij gebreke waarvan ZK over zal gaan tot verrekening en zich het recht voorbehoud op het treffen van andere (rechts)maatregelen.
2.17.
Bij e-mail van 5 juni 2024 heeft mr. Douwes er op gewezen dat ZK de vordering alleen met IPGGZ kan verrekenen en dat de voor 2017 tussen ZK en IPGGZ gesloten zorgovereenkomst 2017 en het tussen ZK en IPGGZ gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam ZK geen bevoegdheid geven tot verrekening met Inter-Psy.
2.18.
Per e-mail van 10 juni 2024 heeft ZK aan mr. Douwes bericht:
“ZK ziet in de overeenkomst met Inter-Psy B.V. wel degelijk mogelijkheden om te verrekenen. Indien IPGGZ niet vrijwillig tot betaling overgaat en/of niet wenst dat er verrekend wordt met Inter-Psy B.V., zal dit op een andere manier gevolgen hebben voor Inter-Psy B.V. ZK zal de zorgverlening door Inter-Psy B.V. dan afbouwen. Dit betekent op korte termijn een patiëntenstop voor Inter-Psy B.V. en in 2025 (en opvolgende jaren) een lager omzetplafond. ZK kan het immers niet aan haar verzekerden verantwoorden dat zij contracteert met een zorgaanbieder wiens moedermaatschappij en bestuurder zo omgaat met gerechtelijke uitspraken en zorggeld.
De keuze is aan IPGGZ. ZK stelt IPGGZ vandaag nog in de mogelijkheid om te betalen, akkoord te gaan met verrekening, of over de brug te komen met een acceptabele betalingsregeling. Anders zal ZK zo als gezegd, overgaan tot één of meerdere van bovengenoemde maatregelen, dan wel andere rechtsmaatregelen.”
2.19.
Bij brief van 18 juli 2024 heeft ZK als volgt bericht aan Inter-Psy Groep, Inter-Psy en IPGGZ:
“(…)
3 U heeft bij e-mail van 6 juni 2024 laten weten dat Inter-Psy GGZ B.V. niet over zal gaan tot betaling van voornoemde vorderingen. Zoals reeds aangekondigd in de e-mail van 10 juni 2024, zal het niet betalen gevolgen hebben voor Inter-Psy Groep B.V. Zilveren Kruis kan het immers niet aan haar verzekerden verantwoorden dat zij contracteert met enige zorgaanbieder wiens moedermaatschappij en bestuurder (Inter-Psy Groep B.V.) en wiens uiteindelijke UBO ([naam]) zo omgaan met gerechtelijke uitspraken en zorggeld.
4 Zilveren Kruis zal daarom de volgende maatregelen treffen:
(i) invoering van een patiëntenstop bij alle door Zilveren Kruis gecontracteerde dochtermaatschappijen van Inter-Psy Groep B.V., te weten Inter-Psy B.V.; en
(ii) Zilveren Kruis behoudt zich het recht voor om geen contract meer aan te gaan met Inter-Psy B.V. of andere zorgaanbieders die vallen onder de Inter- Psy Groep voor het jaar 2025 en verder.
II. INHOUD MAATREGELEN
5. Per 1 augustus 2024 legt Zilveren Kruis een patiëntenstop op aan Inter-Psy B.V. Dit betekent dat er voor nieuwe cliënten vanaf 1 augustus 2024, geen recht meer bestaat op een vergoeding. Indien declaraties onverhoopt toch worden betaald, gelden deze als onverschuldigd betaald en kan Zilveren Kruis die gelden verrekenen.
6. Tevens behoudt Zilveren Kruis zich het recht voor om Inter-Psy B.V. of andere zorgaanbieders die vallen onder de Inter-Psy Groep, voor 2025 en verder niet meer te contracteren.
(…)”
2.20.
Naar aanleiding van de op 18 juli 2024 door ZK per 1 augustus 2024 aan Inter-Psy opgelegde patiëntenstop heeft ZK het volgende bericht op haar website geplaatst:
“Deze zorgverlener neemt momenteel geen nieuwe patiënten meer in behandeling. Onze afdeling zorgbemiddeling/wachtlijstbemiddeling helpt u graag bij het vinden van een andere zorgverlener bij u in de buurt. Bent u al onder behandeling? Dan kunt u uw behandeling gewoon voortzetten. Op onze website vindt u meer informatie over een patiëntenstop door een omzetplafond. Heeft u een combinatiepolis? Dan geldt de patiëntenstop alleen voor de GGZ en wijkverpleging.”
2.21.
Per e-mail van 19 juli 2024 aan ZK heeft mr. Douwes onder meer het volgende bericht aan ZK:
“Als het gaat om een patiëntenstop, is dat een middel dat de zorgaanbieder ten dienste staat om het overeengekomen budgetplafond niet te overschrijden. Het is niet aan de zorgverzekeraar om dat middel voor de zorgaanbieder in te zetten. INTER-PSY heeft het personeel aangenomen om het contract te vervullen en er melden zich meer dan genoeg ZK-patiënten daarvoor (gelet op de wachtlijsten bij INTER-PSY en in de GGZ). Feitelijk komt wat ZK wil neer op een eenzijdige opzegging van de lopende overeenkomst, die daar in dit geval niet in voorziet en ook niet in kan voorzien: de opgegeven reden, wat daar verder van zij, is immers gelegen buiten INTER-PSY als contractant.”
2.22.
ZK heeft Inter-Psy bij brief van 12 september 2024 (gericht aan Inter-Psy Groep, Inter-Psy en IPGGZ) gesommeerd de patiëntenstop in te stellen. In de brief wordt verder aangekondigd dat ZK de uitbetaalde declaraties betreffende geleverde zorg aan patiënten aangenomen na 1 augustus 2024 per maand zal gaan verrekenen met toekomstige declaraties betreffende zorg aan patiënten aangenomen voor 1 augustus 2024.
2.23.
Op 19 september 2024 heeft ZK uitbetaalde declaraties van geleverde zorg aan cliënten van Inter-Psy die zijn aangenomen na 1 augustus 2024 verrekend met binnengekomen declaraties voor patiënten die voor die datum al in zorg waren. Dit betreft een bedrag van € 11.058,58.
2.24.
Bij e-mail van 3 oktober 2024 heeft mr. Douwes aan ZK bericht dat IPGGZ die dag een WHOA-traject is ingegaan en dat gevolg daarvan is dat ZK zich niet kan bevoordelen ten opzichte van andere preferente en concurrente schuldeisers door de schuld van IPGGZ geforceerd omlaag te brengen met geld van Inter-Psy.
2.25.
Bij brief van 4 oktober 2024 schrijft ZK aan Inter-Psy Groep, Inter-Psy en IPGGZ dat zij de aandelenoverdracht van IPGGZ aan Inter-Psy Groep vernietigt op grond van artikel 3:45 BW. Zij stelt in deze brief dat de betalingsonmacht van IPGGZ het gevolg is van de aandelenoverdracht van IPGGZ aan Inter-Psy Groep B.V. in 2021 zonder dat daar een redelijke vergoeding dan wel een voorziening voor is getroffen. ZK stelt dat dit voor haar niet te accepteren is, mede omdat het feit dat IPGGZ gedurende deze overdracht van aandelen in een juridisch geschil was verwikkeld met Zilveren Kruis, waarbij IPGGZ wist dat de mogelijkheid bestond dat zij zou worden veroordeeld tot betaling.
2.26.
Per e-mail van 4 oktober 2024 heeft ZK aan mr. Douwes als volgt bericht:
“Namens Zilveren Kruis bericht ik u als volgt. Hoewel Zilveren Kruis het gestelde in de brief van 12 september jl. handhaaft, schort zij de verrekening ten aanzien van de uitbetaalde declaraties betreffende zorg aan patiënten aangenomen na 1 augustus 2024 op. Desalniettemin blijft de opgelegde patiëntenstop per 1 augustus 2024 van kracht. De geleverde zorg aan patiënten aangenomen na 1 augustus 2024 komt derhalve voor rekening van Inter-Psy B.V. Uitbetaalde declaraties ten aanzien van deze patiënten zal met de eindafrekening van 2024 conform de overeenkomst en het Inkoopbeleid van Zilveren Kruis worden afgerekend.”
2.27.
Per e-mail van 24 oktober 2024 heeft ZK aan mr. Douwes bericht dat ZK de verrekening ten aanzien van de Vordering met de eerstvolgende declaraties van Inter-Psy in gang zal zetten en dat ZK meent daartoe gerechtigd te zijn op grond van de overeenkomst met Inter-Psy, dan wel de wet.
2.28.
Na ontvangst van de dagvaarding in dit kort geding heeft ZK het bericht over de patiëntenstop op haar website gewijzigd in die zin dat de verwijzing naar het omzetplafond uit het bericht is verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
Inter-Psy vordert uiteindelijk – zakelijk weergegeven – uitvoerbaar bij voorraad:
ZK te gebieden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle mededelingen over een patiëntenstop bij Inter-Psy, zoals weergegeven in het lichaam van de dagvaarding of van die strekking, te hebben verwijderd en verwijderd te houden;
ZK te gebieden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de mededeling op de website te rectificeren met een tekst die strekt tot de volgende boodschap:
“Zilveren Kruis verklaart dat eerder geplaatste berichten over een patiëntenstop INTER-PSY onjuist en onrechtmatig waren. Deze berichten zijn verwijderd en ZK biedt hiervoor zijn oprechte excuses aan. INTER-PSY verwelkomt u graag.”
ZK te verbieden om enige vordering die ZK heeft of stelt te hebben op IPGGZ te verrekenen met betaling die verschuldigd zijn aan Inter-Psy, op welke grond dan ook, inclusief maar niet beperkt tot de overeenkomst tussen ZK en Inter-Psy,
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van ZK in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voert Inter-Psy – samengevat – het volgende aan. De door ZK opgelegde patiëntenstop levert contractbreuk op. Volgens de zorgovereenkomst 2024 mag Inter-Psy naar eigen goeddunken patiënten aannemen en behandelen. Zij mag zelf beslissen wanneer dat botst met enig omzetplafond. De patiëntenstop als strafmaatregel kan helemaal niet. Publicatie over een patiëntenstop is dan ook onrechtmatig. Ten aanzien van de verrekening van de Vordering stelt Inter-Psy dat de zorgovereenkomst 2024 geen verrekeningsbevoegdheid geeft jegens Inter-Psy vanwege IPGGZ. Er is ook niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor verrekening van een schuld aan Inter-Psy met een vordering op IPGGZ.
3.3.
ZK voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Tussen partijen is in geschil of ZK de vordering die zij heeft op IPGGZ mag verrekenen met betalingen die zij verschuldigd is aan Inter-Psy en of zij vanwege die vordering en het feit dat Inter-Psy niet bereid is tot betaling van die vordering over te gaan een patiëntenstop heeft op kunnen leggen en daarover een bericht op haar website heeft kunnen plaatsen.
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of er aanleiding is om een ordemaatregel te treffen ten aanzien van de verrekening en de berichtgeving over de patiëntenstop, vooruitlopend op de uitkomst van een bodemprocedure. Of een spoedvoorziening wordt verleend is afhankelijk van een inschatting van de uitkomst van de bodemprocedure en een afweging van de belangen van partijen. De voorzieningenrechter zal hierna allereerst beoordelen of ZK tot verrekening over mag gaan en vervolgens zal worden geoordeeld over de patiëntenstop.
Verrekening
4.3.
ZK is in eerste instantie (op 19 september 2024, zie onder 2.23) tot verrekening overgegaan in verband met de door haar opgelegde patiëntenstop. Op 4 oktober 2024 is deze verrekening door ZK weer opgeschort. Op 24 oktober 2024 heeft ZK vervolgens aan mr. Douwes bericht dat ZK de verrekening ten aanzien van de Vordering met de eerstvolgende declaraties van Inter-Psy in gang zal zetten. Die (aangekondigde) verrekening ligt ter beoordeling aan de voorzieningenrechter voor. In de e-mail van 24 oktober 2024 stelt ZK dat zij meent daartoe gerechtigd te zijn op grond van de Zorgovereenkomst 2024, dan wel de wet. Die stelling wordt in die e-mail niet nader toegelicht of onderbouwd. In de e-mail van 10 juni 2024 stelt ZK ook al dat zij in de overeenkomst met Inter-Psy mogelijkheden zien om te verrekenen. Ook in deze e-mail onderbouwt ZK deze stelling niet.
4.4.
ZK stelt in dit kort geding dat Inter-Psy heeft toegezegd de Vordering te voldoen en naar de voorzieningenrechter begrijpt, vormt dit voor ZK grond om tot verrekening over te gaan. Daarnaast stelt ZK in haar verweer tegen de vorderingen van Inter-Psy dat zij tot verrekening met Inter-Psy kan overgaan, omdat:
­ de Zorgovereenkomst 2024 ruimte biedt voor verrekening;
­ Inter-Psy misbruik maakt van haar identiteitsverschil met IPGGZ (vereenzelviging) en daardoor direct aansprakelijk is voor de Vordering,
­ Inter-Psy indirect aansprakelijk is wegens een eigen onrechtmatige daad jegens ZK, doordat zij heeft bewerkstelligd of willens en wetens heeft toegelaten dat IPGGZ haar schuld aan ZK niet kon betalen.
Tot slot vindt ZK, naar de voorzieningenrechter begrijpt, dat zij op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid recht heeft om tot verrekening over te gaan.
Toezeggingen Inter-Psy
4.5.
Volgens ZK is in het schikkingsoverleg op 12 december 2022 in de procedure tussen ZK en IPGGZ toegezegd dat als ZK uiteindelijk in het gelijk zou worden gesteld, de Vordering door IPGGZ of Inter-Psy betaald zou worden. Ook uit latere contacten met mr. Douwes heeft ZK volgens haar mogen afleiden dat er hoe dan ook en indien nodig door Inter-Psy betaald zou worden.
4.6.
Inter-Psy heeft gemotiveerd betwist dat dergelijke toezeggingen zijn gedaan en het bestaan van die toezeggingen is onvoldoende aannemelijk geworden. Van het schikkingsoverleg op 12 december 2022 is geen gespreksverslag opgemaakt. Inter-Psy heeft bevestigd dat er tijdens dat gesprek enige bereidheid was om, eventueel door een betaling door Inter-Psy, tot overeenstemming te komen, maar Inter-Psy stelt dat partijen te ver uit elkaar lagen en dus geen overeenstemming hebben bereikt. Inter-Psy betwist dat zij heeft toegezegd om de volledige Vordering te voldoen en zo’n toezegging blijkt ook nergens uit. Ook uit de latere correspondentie kan niet worden afgeleid dat Inter-Psy op enig moment heeft toegezegd de Vordering te voldoen. Integendeel, mr. Douwes wijst er in de correspondentie van 6 februari 2023 en 9 maart 2023 uitdrukkelijk op dat IPGGZ partij was in de procedure, dat de zustervennootschappen zelfstandig zijn, dat de Vordering niet met Inter-Psy mag worden verrekend en dat Inter-Psy of Inter-Psy Groep niet bereid zijn de vordering te betalen. De zinsnede in de e-mail van 6 februari 2023 dat IPGGZ zich erbij zal neerleggen als ZK in het gelijk wordt gesteld en de gevolgen daarvan zal aanvaarden en in de e-mail van 9 maart 2023 dat ZK hetzelfde bedrag terugkrijgt als zij heeft betaald als het arrest van het gerechtshof Den Haag ongedaan te maken is kunnen op zichzelf en al helemaal niet in de context van de gehele e-mail worden gelezen als toezeggingen namens Inter-Psy.
4.7.
Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat mr. Douwes advocaat is van zowel Inter-Psy als van IPGGZ en dat de e-mails zijn verzonden vanuit zijn e-mailadres eindigend op Inter-Psy. ZK was er terdege mee bekend dat mr. Douwes ook IPGGZ bijstond en kon dus, ook gelet op de inhoud van de e-mails, daarin geen (verstrekkende) toezegging namens Inter-Psy lezen.
4.8.
ZK heeft ook nog verwezen naar een telefoongesprek tussen de advocaat van ZK en mr. Douwes op 6 april 2023 waarin door mr. Douwes een toezegging zou zijn gedaan. De (toenmalige) advocaat van ZK (mr. Mingels) heeft na dit telefoongesprek het volgende per e-mail bericht aan ZK:
“(…) Hij liet weten dat Inter-Psy daadwerkelijk bereid is het geld terug te betalen als het Hof oordeelt dat dat moet, maar dat er nu gewoon geen geld in de Inter-Psy entiteit zit. Tegen die tijd regelen ze dat dan wel. Het is absoluut niet hun bedoeling om ZK een loer te draaien. (…)”
Mr. Douwes heeft echter betwist dat hij in het gesprek een toezegging namens Inter-Psy heeft gedaan en een dergelijke toezegging kan dan niet worden afgeleid uit deze eenzijdige weergave van het gesprek door een advocaat aan haar cliënt.
4.9.
Conclusie is dan ook dat de stellingen van ZK over toezeggingen van Inter-Psy niet rechtvaardigen dat ZK haar vordering op IPGGZ verrekent met vorderingen van Inter-Psy.
Zorgovereenkomst 2024
4.10.
ZK stelt dat artikel 1, onder m van deel 2 van de zorgovereenkomst 2024 (zie onder 2.13) ruimte biedt om de vordering op IPGGZ te verrekenen met Inter-Psy. Ook hierin kan ZK echter niet worden gevolgd. ZK stelt dat haar bedoeling bij het opstellen van die bepaling was dat entiteiten binnen één concern als één geheel kunnen worden gezien en benaderd. Inter-Psy wijst er op dat de bepaling is bedoeld om te voorkomen dat verweven entiteiten
binnen een verzekeringsjaarvia verschillende routes declareren. Die uitleg van Inter-Psy is begrijpelijk, gelet op de tekst van de bepaling en de omstandigheid dat jaarlijks nieuwe zorgovereenkomsten gesloten worden. Dat de bepaling een zo verstrekkende werking heeft dat op grond hiervan de Vordering op IPGGZ (die zijn grondslag heeft in 2017, toen er van enig groepsverband tussen IPGGZ en Inter-Psy nog geen sprake was) kan worden verrekend met Inter-Psy kan uit de tekst van de bepaling niet worden afgeleid. Daargelaten de bedoeling van ZK bij het opnemen van deze bepaling, kan zonder nadere onderbouwing door ZK, die achterwege is gebleven, niet worden aangenomen dat de bedoeling van beide partijen bij de overeenkomst was om er een zo verstrekkende werking aan te geven.
Doorbraak aansprakelijkheid
4.11.
Op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de schuldenaar (ZK in dit geval) een bevoegdheid tot verrekening als hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoord aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van betaling van de vordering. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor toch verrekend mag worden, ook als (zoals hier) van wederkerig schuldenaarschap geen sprake is. Volgens ZK doen dergelijke omstandigheden zich hier voor.
4.12.
Kort gezegd stelt ZK dat er sprake is van directe of indirecte aansprakelijkheid van Inter-Psy, omdat Inter-Psy en haar bestuurders IPGGZ willens en wetens hebben uitgehold. Bezittingen van IPGGZ zijn aan Inter-Psy overgedragen ten gunste van Inter-Psy en haar bestuurders. Tegelijkertijd biedt IPGGZ geen verhaal meer voor haar schuldeisers en blijft ZK met een onbetaalde vordering achter. Er is volgens ZK sprake geweest van doelbewuste vermenging van activa van IPGGZ met die van Inter-Psy binnen het concern, waarbij er geen voorziening is getroffen voor de risico’s die voortvloeiden uit de procedure tussen ZK en IPGGZ. [naam] en Inter-Psy Groep B.V. hebben met gebruikmaking van hun zeggenschap IPGGZ en Inter-Psy tot medewerking aan dat onrechtmatige handelen gebracht. Het misbruik van identiteitsverschil dat nu wordt gemaakt tussen IPGGZ en Inter-Psy, terwijl zij eigenlijk te vereenzelvigen zijn, is onrechtmatig en kan zowel aan deze aansturende (rechts)personen als aan de rechtspersonen zelf worden toegerekend. Een zustervennootschap kan bovendien aansprakelijk worden gehouden als zij meewerkt aan de verhanging van activiteiten binnen een groep ten nadele van schuldeisers. Inter-Psy en haar bestuurders moeten volgens ZK bij de overheveling van de activiteiten hebben geweten dat dit zou leiden tot benadeling van de schuldeisers van IPGGZ. Zodanig misbruik moet worden aangemerkt als onrechtmatige daad van zowel de bestuurders als Inter-Psy, aldus ZK.
4.13.
Zowel voor vereenzelviging als voor aansprakelijkheid van Inter-Psy wegens een eigen onrechtmatige daad gelden strikte maatstaven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter zal oordelen dat de hoge lat om aan te nemen dat sprake is van directe of indirecte aansprakelijkheid van Inter-Psy voor de vordering van ZK op IPGGZ wordt gehaald.
4.14.
De aandelen in IPGGZ zijn overgedragen op 1 januari 2021. Op dat moment was de stand in de procedure tussen IPGGZ en ZK aldus dat de rechtbank ZK bij vonnis van 22 mei 2019 in het gelijk had gesteld en dat ZK het bedrag dat zij te veel aan IPGGZ had betaald, al had verrekend met nieuwe declaraties van IPGGZ. Van een eventuele schuld van IPGGZ aan ZK uit hoofde van de procedure was op dat moment dus geen sprake. Op 1 juni 2021 heeft het gerechtshof IPGGZ in de procedure alsnog in het gelijk gesteld, waarna ZK het verrekende bedrag weer heeft terugbetaald aan IPGGZ en vervolgens op 31 augustus 2021 cassatie heeft ingesteld. Partijen gaan er beide vanuit dat IPGGZ na de overname in 2021 gefaseerd is gestopt met haar activiteiten en dat Inter-Psy die activiteiten heeft overgenomen. Hoe dit precies vorm is gegeven en op welk moment daarover welke beslissingen en door wie zijn genomen is binnen het bestek van dit kort geding niet gebleken.
4.15.
De vraag is of onrechtmatig is gehandeld door in 2021 geen voorziening te treffen voor de risico’s die voortvloeiden uit de procedure en wel over te gaan tot overdacht van de activa en activiteiten van IPGGZ en of dat onrechtmatige handelen er dan toe leidt dat ZK haar vordering op IPGGZ kan verhalen op Inter-Psy is binnen het bestek van dit kort geding niet te beantwoorden. Het had op de weg van ZK gelegen om dit in voldoende mate aannemelijk te maken. De hoge lat die daarvoor heeft te gelden, heeft zij niet gehaald. Dat voor ZK het identiteitsverschil tussen Inter-Psy en IPGGZ op enig moment onduidelijk is geweest, blijkt nergens uit. ZK heeft gecontracteerd met verschillende vennootschappen en was daarvan ook op de hoogte. Nergens blijkt uit dat er van de zijde van Inter-Psy en/of IPGGZ op enig moment onduidelijkheid is gecreëerd over het identiteitsverschil tussen de vennootschappen. Op grond van de in dit kort geding ingenomen stellingen is slechts gebleken dat na een aandelenoverdracht bedrijfsactiviteiten en activa zijn overgedragen, dat de vestigingen van IPGGZ vestigingen van Inter-Psy zijn geworden en dat halverwege het jaar waarin die overdracht van bedrijfsactiviteiten heeft plaatsgevonden geen voorziening is getroffen voor de kans dat IPGGZ – nadat zij door het gerechtshof in het gelijk was gesteld – alsnog door de Hoge Raad / een verwijzingshof in het ongelijk gesteld zou worden. Inter-PSy stelt dat het aan de vennootschap is om de voorziening in te schatten en dat IPGGZ kennelijk, net als ZK, overtuigd was van haar eigen gelijk en haar kansen op bevestiging van het vonnis van de rechtbank op nihil schatte. Die inschatting is onjuist gebleken, maar – dat stelt Inter-Psy terecht – dat is onvoldoende om onrechtmatig handelen van de zustermaatschappij van IPGGZ aan te nemen en in het verlengde daarvan directe of indirecte aansprakelijkheid van Inter-Psy.
Slotsom en belangenafweging ten aanzien van de verrekening
4.16.
Uit het voorgaande vloeit voort dat op dit moment onvoldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat ZK de Vordering (die zij heeft op IPGGZ) mag verrekenen met declaraties van Inter-Psy. Dit wordt niet anders door het beroep van ZK op de redelijkheid en billijkheid. Hoewel begrijpelijk is dat ZK graag zou zien dat Inter-Psy als zustermaatschappij de Vordering voldoet, kan niet worden geconcludeerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij dat niet doet. Alleen al gelet hierop is de vordering strekkende tot een verbod op verrekening toewijsbaar, met dien verstande dat alleen een verbod tot verrekening van de Vordering zal worden opgelegd. Inter-Psy heeft een algeheel verrekenverbod gevorderd, maar heeft niet toegelicht waarom een verdergaande ordemaatregel zou moeten worden getroffen dan alleen een verbod tot verrekening van de Vordering. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat gedaagde sub 4 geen partij was in de procedure tussen ZK en IPGGZ. ZK heeft niet toegelicht waarom aan gedaagde sub 4 dan enige verrekeningsbevoegdheid op grond van de Vordering zou toekomen, dus ook daarom is de vordering ten aanzien van gedaagde sub 4 toewijsbaar.
4.17.
Daar komt bij dat ook de belangenafweging in het voordeel van Inter-Psy uitvalt. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de verrekening (mede gelet op de omvang van de Vordering) grote financiële consequenties kan hebben voor Inter-Psy. Daar staat tegenover dat ZK Inter-Psy ernstige verwijten maakt over onrechtmatig handelen. Desondanks heeft ZK aan Inter-Psy ook voor het jaar 2025 een contract aangeboden. Weliswaar met een lager omzetplafond voor 2025 (namelijk 4,5 miljoen euro), maar om in staat te zijn benodigde zorg aan haar verzekerden te kunnen bieden, wil ZK ook in 2025 met Inter-Psy contracteren. Kennelijk zijn er bij ZK dus geen zorgen over de zorg die Inter-Psy biedt. Inter-Psy heeft ter zitting bevestigd dat zij het contract ook daadwerkelijk zal aanvaarden en dat zij ook met andere verzekeraars overeenkomsten voor 2025 heeft gesloten. Hieruit kan worden afgeleid dat Inter-Psy haar bedrijfsvoering in 2025 gewoon zal continueren en in de toekomst op dezelfde manier verhaal zal bieden als zij nu doet. ZK heeft ook niet kunnen onderbouwen waarom het niet mogelijk zou zijn om een bodemprocedure af te wachten voordat zij de Vordering op Inter-Psy gaat verhalen. Gelet hierop en nu vooralsnog onvoldoende aannemelijk is dat ZK haar vordering op IPGGZ mag verrekenen met declaraties van Inter-Psy weegt het belang van Inter-Psy om niet te worden geconfronteerd met verrekening van de vordering die ZK op IPGGZ heeft zwaarder dan het belang van ZK om die voorgenomen verrekening uit te voeren. Dit betekent dat de vordering ten aanzien van het verrekenverbod zal worden toegewezen, op de in het dictum vermelde wijze.
De patiëntenstop
4.18.
Inter-Psy heeft aangevoerd dat de patiëntenstop onrechtmatig is, omdat ZK niet bevoegd is eenzijdig het overeengekomen omzetplafond te verlagen. ZK betwist dat zij met de patiëntenstop het omzetplafond heeft gewijzigd en heeft, naar aanleiding van de dagvaarding, de verwijzing in het bericht op de website naar het omzetplafond ook verwijderd. De voorzieningenrechter zal bij deze stand van zaken de discussie over het omzetplafond verder onbesproken laten.
4.19.
ZK stelt – op zichzelf terecht – dat zorgverzekeraars een regisseursrol hebben, die hen verantwoordelijk maken voor de toegankelijkheid, kwaliteit en beheersing van de kosten in de zorg. Volgens ZK is het invoeren van een patiëntenstop een middel dat de zorgverzekeraar in het kader van die regisseursrol ter beschikking staat. De mogelijkheid om een patiëntenstop op te leggen is niet opgenomen in de Zorgovereenkomst 2024. De overeenkomst biedt die ruimte volgens ZK wel, omdat partijen zijn overeengekomen dat bij toepassing van de overeenkomst wordt uitgegaan van de redelijkheid en billijkheid. Omdat Inter-Psy volgens ZK onrechtmatig heeft gehandeld – door niet tot betaling van de Vordering over te gaan – heeft zij de patiëntenstop op mogen leggen.
4.20.
Uit hetgeen eerder in dit vonnis is overwogen, volgt dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat van onrechtmatig handelen door Inter-Psy sprake is. Dat brengt mee dat er ook geen grond is voor een vanwege onrechtmatig handelen opgelegde patiëntenstop. Een andere grond voor het opleggen van een patiëntenstop heeft ZK niet gegeven. Onder deze omstandigheden is ook de vordering om het bericht over de patiëntenstop van de website te verwijderen toewijsbaar.
4.21.
Tegen de vordering tot rectificatie is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Nu er geruime tijd een bericht over een patiëntenstop op de website van ZK heeft gestaan, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ZK te veroordelen een bericht te plaatsen over de verwijdering van het bericht over de patiëntenstop. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volstaat daarbij op dit moment een bericht van feitelijke aard voor een periode de rest van dit kalenderjaar. De vordering tot rectificatie zal op de in het dictum te vermelden wijze worden toegewezen.
Dwangsom en proceskosten
4.22.
Voor oplegging van een dwangsom is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen plaats. ZK heeft toegezegd een eventuele veroordeling na te komen. Gezien de positie van ZK en die toezegging gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat zij dit vonnis zal naleven.
4.23.
ZK is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Inter-Psy worden begroot op:
- dagvaarding € 123.77
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 2.096,77
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt ZK om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle mededelingen over een patiëntenstop bij Inter-Psy, zoals weergegeven in het lichaam van de dagvaarding of van die strekking, te hebben verwijderd en verwijderd te houden;
5.2.
gebiedt ZK om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de onder 5.1 bedoelde mededeling te rectificeren door tot 31 december 2024 een tekst te plaatsen op de website met de volgende inhoud:
“ZK heeft eerder berichten geplaatst over een patiëntenstop bij Inter-Psy. Deze berichten zijn op last van de voorzieningenrechter te Den Haag verwijderd per[invullen datum verwijdering]
. Er is geen sprake van een patiëntenstop bij Inter-Psy.”;
5.3.
verbiedt ZK om de vordering die zij uit hoofde van de procedure tussen ZK en IPGGZ heeft te verrekenen met betalingen die ZK verschuldigd is aan Inter-Psy;
5.4.
veroordeelt ZK in de proceskosten van € 2.096,77, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als ZK niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.5.
veroordeelt ZK in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
idt