ECLI:NL:RBDHA:2024:22457
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in samenhangende bestuurszaken van verzoekers tegen de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de verzoeken van drie verzoekers, die bezwaar maakten tegen beslissingen van de minister van Asiel en Migratie. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. Y. Mateo Diaz, hebben beroepen ingediend omdat de minister niet tijdig had beslist op hun bezwaarschriften. Op 2 augustus 2024 heeft de minister een inwilligend besluit genomen voor de aanvraag van de verzoekster, terwijl de bezwaarschriften van de andere verzoekers kennelijk ongegrond zijn verklaard. Hierop hebben de verzoekers hun beroepen ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de verzoeken om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de verzoekers, die als een homogene groep kunnen worden beschouwd, recht hebben op een proceskostenvergoeding. De minister heeft in zijn reactie op de verzoeken gesteld dat er sprake is van samenhangende zaken, wat de rechtbank bevestigt. De rechtbank oordeelt dat de verzoekers recht hebben op een vergoeding van € 437,50, omdat de zaken door dezelfde gemachtigde zijn behandeld en de werkzaamheden in de afzonderlijke zaken vrijwel gelijk zijn.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers tot het genoemde bedrag, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak en de samenhang tussen de zaken. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 20 december 2024.