ECLI:NL:RBDHA:2024:22454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/09/674351 / JE RK 24-1892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020 in Griekenland. De zaak betreft de minderjarige die sinds eind 2021 bij pleegouders verblijft, terwijl de ouders, die met elkaar zijn gehuwd, belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de procedure op basis van een verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, beoordeeld. De ouders zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader elk hun standpunten hebben gepresenteerd. De moeder is van mening dat het perspectief van de minderjarige te vroeg is bepaald, terwijl de vader de plaatsing in het pleeggezin steunt, maar hoopt op een terugplaatsing in de toekomst.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die veel heeft meegemaakt, waaronder het overlijden van een jonger broertje. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ouders momenteel niet de stabiliteit en vaardigheden kunnen bieden die de minderjarige nodig heeft. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 december 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De kinderrechter benadrukt het belang van monitoring van de ontwikkeling van de minderjarige en de evaluatie van de bezoekmomenten met de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/674351 / JE RK 24-1892
Datum uitspraak: 18 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , Griekenland,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.O. Zengin te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
gedetineerd in de penitentiare inrichting in [plaatsnaam] ,
advocaat: mr. G.H. Amstelveen te Capelle aan den IJssel,
[pleegouder 1] en [pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 oktober 2024;
  • het raadsadvies van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) van 17 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met mr. J. Dekker (waarnemend voor mr. G.H. Amstelveen);
  • de moeder met haar advocaat;
  • M. Fayez, een tolk in de Syrische-Libanese taal;
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling met een stagiaire als toehoorder.
1.3.
De pleegouders zijn – met bericht van afmelding – niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 januari 2024 de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 24 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het verzoek is als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] verblijft nu sinds eind 2021 bij de pleegouders, een perspectief biedend pleeggezin, waar hij inmiddels volledig is gehecht.
Zijn taalontwikkeling is met sprongen vooruit gegaan en ook op sociaal gebied gaat het steeds beter. Dit schooljaar is [de minderjarige] gestart op de basisschool. In februari 2023 is geoordeeld dat niet meer zal worden gewerkt aan een thuisplaatsing van [de minderjarige] . De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nu gericht op het vormen en behouden van duurzaam en waardevol contact tussen de ouders en [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft eens in de twee weken een bezoekmoment met de moeder. Die bezoeken verlopen rustig en de moeder past zich aan naar de behoeftes van [de minderjarige] . Echter is verdere uitbreiding nog niet aan de orde, nu het contact nog niet stabiel genoeg is voor [de minderjarige] . Er is weinig initiatief vanuit de moeder om de bezoekmomenten op een passende manier in te vullen en er is een taalbarrière wat het contact tussen de moeder en [de minderjarige] belemmert. De vader heeft eens in de drie maanden een bezoekmoment met [de minderjarige] . Het was de afgelopen tijd lastig om die momenten te plannen, omdat de vader meerdere keren werd overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting. Dit had tot gevolg dat [de minderjarige] en de vader elkaar acht maanden niet hebben gezien. Het laatste bezoekmoment was in september 2024. Tijdens de bezoekmomenten is weinig speelgoed beschikbaar voor [de minderjarige] , waardoor het lastig is om daaraan een goede invulling te geven.
Verder verblijft [de minderjarige] nu nog op een voor de ouders geheim adres, omdat het onduidelijk was in hoeverre de moeder nog contact zocht met de vader en wat dit zou betekenen voor de veiligheid van [de minderjarige] . In de komende periode zal de gecertificeerde instelling onderzoeken of geheimhouding van het adres nog steeds noodzakelijk is. Ook zal worden onderzocht hoe de ouders de ouderrol op afstand kunnen vormgeven en uitbreiding van de bezoekmomenten de komende periode mogelijk is. Om de huidige stabiele situatie te continueren, acht de gecertificeerde instelling een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar passend.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder is blij dat het goed gaat met [de minderjarige] en dat hij stabiliteit heeft in het pleeggezin. Zij is echter wel van mening dat het perspectief van [de minderjarige] te vroeg is bepaald. Ten tijde van het perspectiefonderzoek was er nog veel onduidelijkheid. De moeder vindt het vervelend dat de gecertificeerde instelling niet nogmaals een ‘check’ heeft gedaan en heeft onderzocht of er nog aan een terugkeer naar huis kon worden gewerkt. De moeder vindt dat [de minderjarige] in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) recht heeft om op groeien bij zijn moeder. Zij zou graag zien dat op basis van de huidige omstandigheden nogmaals het perspectief van [de minderjarige] wordt onderzocht. Gelet hierop verzoekt de moeder om het verzoek af te wijzen.
4.2.
Door en namens de vader is het volgende naar voren gebracht. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer het hoger beroep tegen het strafvonnis van de vader zal worden behandeld. De vader staat achter de plaatsing in het pleeggezin. Hij ziet dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt en zich heeft gehecht aan de pleegouders. De vader hoopt wel dat, als hij wordt vrijgesproken, wordt onderzocht of een terugplaatsing van [de minderjarige] bij hem mogelijk is. De vader laat goed gedrag zien in de PI, is Nederlands aan het leren en doet zijn best om het bezoek met [de minderjarige] zo goed mogelijk te laten verlopen. Volgens de vader ligt het perspectief van [de minderjarige] niet bij de moeder. Hij vindt dat de moeder niet in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen en dat het pleeggezin momenteel de beste plek is voor [de minderjarige] . De vader vertelt dat besproken was dat hij, terwijl hij in detentie zit, minimaal één keer in drie maanden een bezoekmoment heeft met [de minderjarige] . In acht maanden tijd heeft hij [de minderjarige] echter maar één keer gezien. De vader wil [de minderjarige] heel graag in ieder geval elke drie maanden zien en vraagt of kan worden gekeken naar uitbreiding van de bezoekmomenten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Er zijn nog onverminderd ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Hij heeft in zijn leven veel meegemaakt. De ouders zijn uit Syrië gevlucht en in september 2021 is het jongere broertje van [de minderjarige] , [naam 2] , overleden. [de minderjarige] is toen met spoed uit huis geplaatst vanwege onveiligheid in de thuissituatie na het overlijden van [naam 2] . De vader zit hiervoor momenteel een gevangenisstraf van acht jaar uit en het is onduidelijk wanneer het hoger beroep zal dienen. [de minderjarige] verblijft inmiddels sinds september 2021 in het huidige perspectief biedende pleeggezin. Het is goed om te horen dat [de minderjarige] hier een positieve ontwikkeling doormaakt, stabiliteit krijgt geboden en gehecht is geraakt aan de pleegouders. In februari 2023 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat het perspectiefbesluit, inhoudende dat niet meer zal worden teruggewerkt aan een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij (één van) de ouders, zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De afgelopen tijd is dan ook ingezet op het realiseren van veilig en onbelast contact tussen [de minderjarige] en beide ouders.
5.3.
De moeder heeft nu eens in de twee weken een bezoekmoment met [de minderjarige] . Het is goed om te horen dat die momenten goed en rustig verlopen en dat de moeder in staat is om zich aan te passen aan de behoeftes van [de minderjarige] . De moeder heeft daarbij de afgelopen periode ook een voorzichtige vooruitgang in haar ontwikkeling laten zien. Door de moeder is naar voren gebracht dat zij graag uitbreiding ziet van de bezoekmomenten met [de minderjarige] . Daarvoor is het van belang dat de moeder de komende tijd hard blijft werken om nog verdere stappen in haar ontwikkeling te zetten. Er is bijvoorbeeld inmiddels een taalbarrière tussen de moeder en [de minderjarige] ontstaan. De moeder moet werken aan haar Nederlands en initiatief gaan nemen om de bezoekmomenten op een betere manier in te vullen.
5.4.
Tussen [de minderjarige] en de vader is er minder contact geweest. De mogelijkheden hiertoe zijn kennelijk beperkt vanwege de detentie van de vader. Hij is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf en verblijft in de gevangenis in afwachting van de behandeling van het hoger beroep. In een periode van acht maanden is het slechts één keer gelukt een bezoek van [de minderjarige] bij de vader te plannen, omdat de vader een aantal keren is overgeplaatst, zo is ter zitting verteld. Naar het oordeel van de kinderrechter is omgang tussen [de minderjarige] en de vader noodzakelijk om te kunnen werken aan de totstandkoming van een veilig en onbelast contact tussen hem en [de minderjarige] . De omgangsregeling die de gecertificeerde instelling voorstaat, te weten eens per drie maanden, acht de kinderrechter in het belang van [de minderjarige] . De voorgestane omgang past binnen het recht van ieder kind dat van een of beide ouders is gescheiden om op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met beide ouders te hebben (artikel 9, eerste en derde lid IVRK). Het is vanzelfsprekend dat ook de penitentiaire inrichting waar de vader verblijft kan en moet bijdragen om dat recht te verwezenlijken.
5.5.
Gezien het verloop van de ondertoezichtstelling en de huidige feiten en omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat de ouders momenteel niet de vaardigheden, beschikbaarheid en stabiliteit kunnen bieden die [de minderjarige] nodig heeft. Het is van belang dat de jeugdbeschermer nog langer betrokken blijft om ontwikkeling van [de minderjarige] te monitoren en zo nodig hulpverlening voor hem in te zetten. [de minderjarige] ontwikkelt zich momenteel goed, maar hij heeft in zijn jonge bestaan heel veel heftige dingen meegemaakt, waardoor ook de relatie met zijn ouders belast is. Het is daarom van belang om de ontwikkeling van [de minderjarige] scherp in de gaten te houden. Ook is het van belang dat de gecertificeerde instelling de bezoekmomenten tussen zowel de moeder en [de minderjarige] als de vader en [de minderjarige] blijft monitoren en deze evalueert voor mogelijke uitbreidingen. Daarnaast is het van belang dat de plaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin wordt gecontinueerd. [de minderjarige] ervaart momenteel rust en stabiliteit in het perspectief biedende pleeggezin. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verlengen. Gelet op de zorgen en de stappen die nog moeten worden genomen, acht de kinderrechter de periode van een jaar passend en geboden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 24 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 24 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 7 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikelen 1:255, eerste lid, 1:260, 1:265b, eerste lid en 1:265c, tweede lid, BW.