In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder, de minister, niet tijdig had beslist op zijn aanvraag, ondanks een eerdere uitspraak van de rechtbank op 12 juli 2024 waarin verweerder was opgedragen om binnen twee weken een nieuw besluit te nemen. Eiser stelde dat deze termijn was overschreden en dat hij daarom beroep kon instellen. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.