ECLI:NL:RBDHA:2024:22397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
83-089735-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor de verkoop en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van het verkopen en voorhanden hebben van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk. De verdachte is op de terechtzitting verschenen, waar de officier van justitie, mr. D. Kortekaas, en de advocaat van de verdachte, mr. E.A. Breetveld, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 maart 2024 te Delft illegaal vuurwerk heeft verkocht aan een undercoveragent, wat leidde tot meerdere aanklachten. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege schending van het Tallon-criterium en een te lange periode tot aanhouding. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat er geen sprake was van uitlokking en dat de aanhouding binnen een redelijke termijn had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en legde een taakstraf van 160 uur op, alsook een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die geen verdere bemoeienis adviseerde. De uitspraak benadrukt de gevaren van illegaal vuurwerk en de noodzaak van strikte handhaving van de wetgeving hieromtrent.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 83-089735-24
Datum uitspraak: 19 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2007 te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas en de advocaat van de verdachte is mr. E.A. Breetveld te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op omstreeks 14 maart 2024 te Delft, in elk geval in Nederland, opzettelijk, eenmaal, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 100 stuks, althans één of meer stuks remake Cobra 6, althans één of meer stuks bangers, aan een ander, te weten een pseudokoper van de politie, ter beschikking heeft gesteld;
2
hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 12 februari 2024 tot en met 12 juni 2024, te Delft en/of te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk, meermalen, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten (telkens)
- één of meer stuks shells en/of bangers, aan één of meer (onbekend gebleven) ander(en) ter beschikking heeft gesteld;
3
hij op of omstreeks 12 juni 2024 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 1030 stuks, althans één of meer stuks (flash-)bangers (FP3 Jorge en/of C4 PCP309 en/of Dum Bum 2G en/of Puma 2 en/of FP3 New Edition en/of Zom Bum en/of Polen Boller en/of Mamba 2),
- 24 stuks, althans één of meer stuks shells (artillery shells),
- 1193 stuks, althans één of meer stuks bangers (Killer Bulldog en/of Zena Trueno no. 3 en/of Exploder 4 en/of Ps2 Shark en/of Tuono Blue 5 en/of Demon en/of Barbarossa en/of Funckrnschlag 3 en/of Pirat Funke en/of FLH-6 Schallerzeuger en/of Colpo Buffalo en.of Match Cracker en/of Pirata Buffalo en/of China Boller d Funke en/of Dum Bum 5G en/of Alarm 5 en/of Shock Bulldog en/of Black Thunder en/of Cobra Trate 4# en/of Numero 40 en/of Lupo 26 en/of Van Helsing en/of Widow maker en/of Risaca n. 3 en/of Rambo K33 en/of Il Padrino en/of Napolitaanse bom en/of Lupo 18 en/of Achtung en/of Puma en/of 1309 Pirat Enigma) en/of
- 25 stuks, althans één of meer stuks pyrotechnische artikelen (rode cilinder met diverse afbeeldingen),
(in een rugzak en/of in een woning gelegen aan de [adres] ) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1
Het standpunt van de verdediging
Ontvankelijkheid; schending van het Tallon-criterium
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2 in de vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat er sprake is van schending van het Tallon-criterium wegens uitlokking. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat vanwege de schending van het Tallon-criterium bewijsuitsluiting dient te volgen, in welk geval vrijspraak zou moeten volgen voor deze feiten.
Ter toelichting heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat de afspraak tot koop van de remake Cobra 6 uitsluitend tot stand is gekomen doordat de agent de verdachte daartoe heeft verleid. De agent heeft een zeer wervende advertentie in een Telegramgroep geplaatst met de vraag of iemand remake Cobra 6 op voorraad had. Daarnaast is de verdachte naar de Ikea in Delft gelokt door de toezegging van een extra bedrag van €50,-. Zonder deze advertentie in de Telegramgroep, zou de verdachte mogelijk nooit zijn overgegaan tot de verkoop van vuurwerk. De verkoop aan de agent op 14 maart 2024 was de eerste verkoop van de verdachte.
Ontvankelijkheid; te lange periode tot aanhouding
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van feiten 2 en 3 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat -kort gezegd- door de politie te laat is overgegaan tot aanhouding van de verdachte.
De raadsman stelt dat de politie de verdachte eerder, te weten binnen korte tijd na de eerste transactie op 14 maart 2024, had moeten aanhouden. De aanhouding had immers volgens het bevel pseudokoop binnen een bekwame tijd moeten plaatsvinden. Dit is niet gebeurd. Doordat de politie dit heeft nagelaten, heeft de verdachte tussen 14 maart en 12 juni 2024 meerdere vuurwerktransacties verricht. Volgens de raadsman hebben de politie en het Openbaar Ministerie hierdoor een grotere gevaarzetting in het leven geroepen en is de verdachte benadeeld.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake geweest van uitlokking. De verdachte is niet persoonlijk benaderd maar heeft gereageerd op een advertentie van een agent in een openbare Telegramgroep, genaamd ‘Vuurwerkhandel’. Ook is er geen sprake van een te late aanhouding. De officier van justitie heeft dan ook geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Geen schending van het Tallon-criterium
Vooropgesteld moet worden dat op grond van het zogeheten Tallon-criterum een opsporingsambtenaar een verdachte niet mag brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht.
Op basis van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank vast dat de agent een advertentie heeft geplaatst in een openbare Telegramgroep met de naam ‘Vuurwerkhandel’. Gelet op het feit dat sprake is van een openbare groep, dat de verdachte niet persoonlijk is benaderd is en dat de Telegramgroep bedoeld is, zoals ook blijkt uit de naam van de groep, voor het verhandelen van vuurwerk, is volgens de rechtbank geen sprake van uitlokking. Ook overigens leidt de rechtbank uit de te bezigen bewijsmiddelen niet af dat gezegd kan worden dat de politie de verdachte tot andere handelingen heeft gebracht dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was verricht.
Nu er geen sprake is geweest van uitlokking wordt het eerste verweer van de raadsman verworpen. Voor bewijsuitsluiting is gelet op het bovenstaande evenmin reden.
Aanhouding
De rechtbank constateert dat in het bevel pseudokoop van 12 maart 2024 staat dat de verdachte op een later tijdstip zal worden aangehouden. De rechtbank is van oordeel dat de periode vanaf de aanvang van de observatie tot de daadwerkelijke aanhouding van verdachte, drie maanden, redelijk is. Daar komt bij dat er geen wettelijke bepaling is die stelt binnen welke periode een verdachte na een pseudokoop dient te worden aangehouden. Het tweede verweer van de raadsman wordt derhalve ook verworpen.
3.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen, met dien verstande dat er ten aanzien van feit 2 sprake is van een kortere pleegperiode.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit in het geval de rechtbank niet zou overgaan tot bewijsuitsluiting.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024184555, van de politie eenheid Den Haag (niet genummerd).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feiten 1, 2 en 3:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 5 december 2024;
2. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (20240314_PV_I_Opaal24), opgemaakt op 14 maart 2024;
3. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (20240610_PV_I_Opaal24), opgemaakt op 12 juni 2024;
4. Het proces-verbaal van bevindingen (PL1500-2024184555-10), opgemaakt op 12 juni 2024;
5. Het proces-verbaal van bevindingen (PL1500-2024184555-9), opgemaakt op 13 juni 2024;
6. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk met bijlagen (PL1500 BVH 2024184555-), opgemaakt op 1 juli 2024;
4.4.
Bewijsoverweging echtheid remake Cobra 6
De rechtbank stelt vast dat er geen proces-verbaal is opgemaakt over de echtheid van de
remake Cobra 6. Desalniettemin is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat de echtheid hiervan kan worden afgeleid uit de omstandigheden. Uit het proces-verbaal van de pseudokoop blijkt dat de verdachte vuurwerk bij zich had en dat de pseudokoop heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de verdachte bekend vuurwerk te hebben verkocht bij de Ikea in Delft en blijkt uit het vuurwerkonderzoek dat al het aangetroffen vuurwerk bij de
verdachte echt vuurwerk betreft. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat
het niet anders kan dan dat ook de remake Cobra 6 echt vuurwerk is geweest.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 14 maart 2024 te Delft, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 100 stuks, remake Cobra 6, aan een ander, te weten een pseudokoper van de politie, ter beschikking heeft gesteld;
2
hij in de periode van 12
maart2024 tot en met 12 juni 2024, te Delft en te ‘s-Gravenhage, opzettelijk, meermalen, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- één of meer stuks shells en bangers, aan één of meer (onbekend gebleven) ander(en) ter beschikking heeft gesteld;
3
hij op 12 juni 2024 te ’s-Gravenhage, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 1030 stuks, althans één of meer stuks (flash-)bangers (FP3 Jorge en C4 PCP309 en Dum Bum 2G en Puma 2 en FP3 New Edition en Zom Bum en Polen Boller en Mamba 2),
- 24 stuks artillery shells,
- 1193 stuks, althans één of meer stuks bangers (Killer Bulldog en Zena Trueno no. 3 en Exploder 4 en Ps2 Shark en Tuono Blue 5 en Demon en Barbarossa en Funckrnschlag 3 en Pirat Funke en/of FLH-6 Schallerzeuger en Colpo Buffalo en Match Cracker en Pirata Buffalo en China Boller d Funke en Dum Bum 5G en Alarm 5 en Shock Bulldog en Black Thunder en Cobra Trate 4# en Numero 40 en Lupo 26 en Van Helsing en Widow maker en
/ofRisaca n. 3 en Rambo K33 en Il Padrino en Napolitaanse bom en Lupo 18 en Achtung en Puma en 1309 Pirat Enigma) en
- 25 stuks pyrotechnische artikelen (rode cilinder met diverse afbeeldingen),
in een rugzak en in een woning gelegen aan de [adres] heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De op te leggen straffen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen jeugddetentie. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd 4 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht – bij bewezenverklaring – een deels voorwaardelijke taakstraf passend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft als zestienjarige illegaal vuurwerk verkocht. Daarnaast heeft de verdachte grote hoeveelheden illegaal vuurwerk in zijn slaapkamer opgeslagen en voorhanden gehad. Hij heeft hiermee een voor zijn familie, omwonenden en goederen zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. Het is algemeen bekend dat illegaal vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren, omdat het meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Het afsteken van professioneel vuurwerk door particulieren brengt grote risico’s mee, niet alleen voor degene die het afsteekt, maar ook voor de omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging, zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden kan daarvan het gevolg zijn. Bovendien had ontploffing van het in de woning opgeslagen vuurwerk enorme gevolgen kunnen hebben voor de verdere omgeving. Daarnaast wordt illegaal vuurwerk veel gebruikt bij aanslagen in het criminele milieu, hetgeen veelvuldig in het nieuws is. Voor dit criminele gebruik heeft de verdachte onvoldoende oog gehad.
De wetgever beoogt door middel van het Vuurwerkbesluit betere waarborgen te scheppen voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen de ongewenste effecten die vuurwerk kan veroorzaken en aldus de illegale handel in vuurwerk te bestrijden. De verdachte heeft dit beleid ondermijnd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 november 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 2 december 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdenking en de gevolgen hiervan flinke indruk hebben gemaakt op de verdachte en op het gehele gezin. Er is sprake van een deuk in het vertrouwen van de ouders in verdachte. Dat moet herstellen.
De verdachte is nog jong en heeft de gevolgen van zijn gedrag nooit zo verwacht, gewenst en overzien. De verdachte is een first offender en de kans op recidive wordt ingeschat als laag. Hij is in staat om zijn eigen leven met ondersteuning van zijn ouders zelf op te pakken. Indien de verdachte wordt veroordeeld is de Raad van mening dat nadere verplichte bemoeienis van hulpverlening niet nodig is. De verdachte hoort niet thuis binnen een JJI, jeugddetentie wordt om die reden niet geadviseerd. Een onvoorwaardelijke- en een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, onderstreept de ernst van de verdenking en het foute van zijn gedrag. Het voorwaardelijk deel kan preventief werken. De Raad adviseert voorts een verbod op het afsteken en bezitten van vuurwerk als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De verdachte heeft op de zitting aangegeven spijt te hebben van zijn handelen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een taakstraf maar acht, alles afwegende, een voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de consequenties van zijn (delict)gedrag dient te ervaren door een groot aantal uren te werken. Met de voorwaardelijk op te leggen jeugddetentie beoogt de rechtbank de verdachte ervan te doordringen dat er geen nieuwe strafbare feiten gepleegd mogen worden en dat de verdachte, die aangegeven heeft vuurwerk nog steeds leuk te vinden, niet in de verleiding komt zich nogmaals met verboden vuurwerk in te laten of de aan vuurwerkbezit verbonden regels te overtreden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht;
- 1.2.2 Vuurwerkbesluit;
- 9.2.2.1 Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
2 (TWEE) MAANDEN;
bepaalt, dat die gehele straf, groot
2 (TWEE) MAANDENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; een
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
160 (HONDERDZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
80 (TACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, (in totaal 6 uren);
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
en mr. S. van der Harg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mrs. E.M.C. Mulders en L.J. van Heel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2024.
mr. M.J. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.