ECLI:NL:RBDHA:2024:22372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
5 januari 2025
Zaaknummer
SGR 23/6253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke verkeerszaak met betrekking tot eenrichtingsverkeer en geslotenverklaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen een verkeersbesluit behandeld. Eisers, waaronder een dierenarts en een vennootschap onder firma, hebben bezwaar gemaakt tegen de opheffing van eenrichtingsverkeer en de instelling van een geslotenverklaring in Voorschoten. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om het beroep te behandelen, omdat het nadere verkeersbesluit van 22 juni 2023 een afzonderlijk besluit is waartegen bezwaar openstaat. De rechtbank legt uit dat de besluiten van 1 maart 2023, waarin de bezwaren van derde-belanghebbenden gegrond zijn verklaard, niet leiden tot herroeping van het eerdere verkeersbesluit van 21 oktober 2022. Hierdoor kan de rechtbank het beroep niet in behandeling nemen, conform artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank besluit het beroepschrift terug te zenden naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld. Tevens wordt verweerder verplicht om het griffierecht van € 365,- en een proceskostenvergoeding van € 875,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6253

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , handelend onder de naam Dierenarts [bedrijfsnaam 1] , uit [woonplaats] ,

de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam 2], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. R. van Exter),
alsmede
[eiser 2], uit [woonplaats] ,
gezamenlijk aan te duiden als eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, verweerder

(gemachtigden: R. Niese en L.F. Vahle).
Aan de procedure nemen eveneens deel als derde-belanghebbenden
[belanghebbende 1]en
[belanghebbende 2], (beiden vertegenwoordigd door hun gemachtigde A. Soels).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de opheffing van eenrichtingsverkeer en de instelling van een geslotenverklaring.
1.1.
Op 21 oktober 2022 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen, waarbij een deel van de openbare weg in Voorschoten niet langer gesloten werd verklaard en waarbij daar eenrichtingsverkeer is ingesteld. Verweerder heeft de bezwaren van derde-belanghebbenden tegen dit besluit gegrond verklaard bij besluiten van 1 maart 2023. Vervolgens heeft verweerder op 22 juni 2023 een nader verkeersbesluit genomen, dat op 31 juli 2023 is bekendgemaakt. In dit nadere verkeersbesluit is beslist tot het opnieuw instellen van een geslotenverklaring en het weer opheffen van het in oktober 2022 ingestelde eenrichtingsverkeer.
1.2.
Eisers hebben op 30 augustus 2023 een gezamenlijk bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is door verweerder doorgezonden naar de rechtbank.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan namen deel: eisers met hun gemachtigde en D. Doebe, de gemachtigden van verweerder, derde-belanghebbende [belanghebbende 2] en zijn gemachtigde A. Soels.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Bij verkeersbesluit van 15 maart 2019 heeft verweerder beslist tot geslotenverklaring van de Voorstraat, tussen de Koninklijke Marinelaan en de Bloklaan, voor het verkeer in beide richtingen, met een uitzondering voor fietsers en bromfietsers.
2.1.
Naar aanleiding van een verkeerskundig onderzoek heeft verweerder reden gezien tot wijziging van het verkeerskundig regime. Daartoe is op 21 oktober 2022 een verkeersbesluit genomen, waarbij is beslist tot opheffing van de geslotenverklaring en instelling van eenrichtingsverkeer. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt door de derde-belanghebbenden in dit beroep. Hun bezwaren zijn conform het advies van de bezwaarschriftencommissie bij besluiten van 1 maart 2023 gegrond verklaard. In de besluiten op bezwaar is vermeld, dat verweerder heeft beslist tot intrekking van het verkeersbesluit middels een nader te nemen verkeersbesluit. Deze besluiten op bezwaar zijn toegezonden aan de bezwaarmakers, maar niet nader bekendgemaakt.
2.2.
Bij verkeersbesluit van 22 juni 2023 heeft verweerder beslist tot opheffing van het eenrichtingsverkeer en het instellen van een geslotenverklaring. Dit nadere verkeersbesluit is op 31 juli 2023 bekendgemaakt in het Gemeenteblad. Hiertegen zijn eisers met een gezamenlijk bezwaarschrift opgekomen. Verweerder heeft het bezwaarschrift doorgezonden naar deze rechtbank onder vermelding van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met het verzoek het te behandelen als beroepschrift. Hierbij heeft verweerder toegelicht, dat het nadere verkeersbesluit moet worden beschouwd als de afronding van de beslissingen op bezwaar van 1 maart 2023.
Wat stellen eisers?
3. Omdat de Voorstraat deels is afgesloten voor verkeer ontstaan er parkeerproblemen en logistieke problemen. Voor de dierenartspraktijk weegt dat bijzonder zwaar, omdat dieren soms met spoed naar de praktijk moeten worden gebracht. Daarnaast kan [eiser 2] zijn woning op vrijdagen niet goed bereiken. Er heeft geen goede afweging van belangen plaatsgevonden. Bovendien handelt verweerder onzorgvuldig: nadat het onderzoeksbureau jaren bezig was met het opstellen van plannen, is verweerder zonder te communiceren van koers gewijzigd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of zij bevoegd is over het beroep te oordelen. De rechtbank is van oordeel dat zij zichzelf onbevoegd moet verklaren. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
4.1.
Verweerder heeft bij besluiten van 1 maart 2023 op de bezwaren van derde-belanghebbenden beslist. Hierbij heeft verweerder de bezwaren gegrond verklaard, maar het verkeersbesluit van 21 oktober 2022 niet herroepen. Ter uitvoering van het dictum van de besluiten van 1 maart 2023, heeft verweerder het nadere verkeersbesluit van 22 juni 2023 genomen. Dit nadere verkeersbesluit bouwt weliswaar voort op de besluiten op bezwaar, maar vormt een afzonderlijk besluit. Tegen dit afzonderlijke besluit staat bezwaar open. Gelet op het bepaalde in artikel 7:1, onder a, van de Awb kan de rechtbank dit beroep daarom niet in behandeling nemen.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Het beroepschrift wordt op de voet van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht teruggezonden naar verweerder om te worden behandeld als bezwaarschrift. Verweerder moet het door eisers betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden, omdat zij door toedoen van verweerder tot deze beroepsprocedure zijn gekomen. Daarnaast moet verweerder aan eisers een proceskostenvergoeding betalen voor ingeschakelde rechtsbijstand ten bedrage van € 875,-. [1]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eisers vergoedt;
- bepaalt dat verweerder een proceskostenvergoeding aan eisers betaalt van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Besluit proceskosten bestuursrecht, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor gemiddeld.