In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.C. van Krimpen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiseres heeft op 28 september 2023 bezwaar gemaakt, maar de minister heeft niet binnen de wettelijke termijn van acht weken beslist. Eiseres heeft de minister op 14 oktober 2024 in gebreke gesteld, waarna zij meer dan twee weken later beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister alsnog binnen twee weken na de verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een vergoeding voor de proceskosten toegekend van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De minister is ook verplicht het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen, en heeft de gevolgen van het niet tijdig beslissen op een duidelijke manier uiteengezet.