Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. G. Cambier).
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een Algerijnse eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2024, waarin de minister de maatregel van bewaring had opgelegd. Tijdens de zitting op 16 december 2024 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de ingangsdatum van de maatregel, die in de maatregel zelf op 26 november 2024 was aangegeven, terwijl deze op 25 november 2024 was ondertekend. De rechtbank concludeerde dat de maatregel rechtsgeldig was opgelegd en inging op 26 november 2024. De rechtbank heeft de gronden voor de maatregel van bewaring beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende gemotiveerd waren. De eiser had de gronden niet betwist, en de rechtbank oordeelde dat de zware en lichte gronden feitelijk juist waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.