ECLI:NL:RBDHA:2024:22310
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 13 november 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 3 december 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat Duitsland niet langer kan worden beschouwd als een veilige derde staat vanwege toenemend geweld en problemen in de opvang. De rechtbank stelt echter vast dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidstoestand aanzienlijk en onomkeerbaar achteruit zal gaan bij overdracht aan Duitsland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 12 december 2024.