In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 14 november 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die PTSS heeft als gevolg van een driejarige detentie in Syrië, betoogt dat de overdracht naar Kroatië ernstige gevolgen voor zijn gezondheid kan hebben. De rechtbank heeft op 3 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank concludeert dat de minister zich onvoldoende heeft vergewist van de risico's die de overdracht naar Kroatië met zich meebrengt. Eiser heeft medische informatie overgelegd die zijn zorgen over suïcide en de verergering van zijn klachten onderbouwt. De rechtbank oordeelt dat de minister het Bureau Medisch Advisering (BMA) om advies had moeten vragen, wat niet is gebeurd. Hierdoor is het besluit van de minister onzorgvuldig voorbereid en is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheidseisen die de minister moet volgen bij het beoordelen van asielaanvragen, vooral wanneer er medische en psychologische factoren in het spel zijn. De rechtbank wijst op de noodzaak om de gezondheidstoestand van eiser te evalueren voordat er een beslissing wordt genomen over zijn overdracht naar Kroatië.