In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel 'familie en gezin'. De aanvraag is op 6 december 2023 ontvangen door de minister, die verplicht was om binnen 90 dagen een besluit te nemen. De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd, maar eiser heeft de minister op 11 oktober 2024 in gebreke gesteld, wat gebeurde na het verstrijken van de beslistermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep terecht is ingediend, omdat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en dat de minister alsnog binnen twee weken een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, en het griffierecht van € 187,-. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was, en heeft de minister een termijn opgelegd om te beslissen op de aanvraag van eiser.