Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Heeft de minister in het licht van artikel 8 EVRM de belangen op juiste wijze gewogen?
t.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, een Surinaamse jongeman, had op 25 augustus 2023 een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven als gezinslid van zijn moeder, die inmiddels in Nederland woont. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 16 november 2023 afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 23 mei 2024 eveneens ongegrond verklaard.
De rechtbank behandelt het beroep op 7 november 2024 en concludeert dat de minister bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet onterecht heeft geoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen en dat de belangenafweging resulteert in een 'fair balance' tussen de belangen van eiser en het algemeen belang van de Nederlandse staat. Eiser, die in Suriname verblijft, heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en de minister heeft terecht de eerste toelating als een factor in de afweging meegenomen.
De rechtbank wijst het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht toe, maar verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij aanvragen voor gezinshereniging en de rol van de minister in het handhaven van een restrictief toelatingsbeleid.