Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Eiseressen hebben geen zelfstandige beroepsgronden ingediend en verwijzen voor hun gronden naar die van eiser.
13. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen gegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
14. Eiser voert aan dat het tweede relevante element ten onrechte ongeloofwaardig wordt geacht door de minister. Daartoe is van belang dat op de geboorteakte van zijn vrouw de naam van haar vader voorkomt. Op haar identiteitsbewijs en haar huwelijksakte staat dat de naam van zijn echtgenote [B] . Deze namenreeks laat zien dat dat de naam van haar vader is. De minister is niet ingegaan op de door eiser overgelegde geboorteakte en kopie van het identiteitsbewijs bij het nader gehoor. In beroep heeft eiser nogmaals de geboorteakte van eiseres 1 met een vertaling overgelegd, welke geboorteakte hij reeds bij zijn nader gehoor had overgelegd.
15. De rechtbank stelt vast dat – in tegenstelling tot waar verweerder eerst vanuit leek te gaan – op de geboorteakte van eisers echtgenote, waarvan de vertaling in beroep is overgelegd, de naam van de vader van eisers echtgenote wel staat vermeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de eerdere, tijdens het nader gehoor, overgelegde geboorteakte dezelfde akte is. De tolk heeft op de zitting vastgesteld dat ook op deze geboorteakte de naam van de vader van eisers echtgenote staat vermeld (weliswaar moeilijk leesbaar). Desgevraagd heeft minister op de zitting verklaard dat zij niet langer twijfelt aan de familieband. Dit betekent dat vaststaat dat [A ] de schoonvader is van eiser.
16. De minister heeft op de zitting toegelicht dat de motivering van het besluit de ongegrondverklaring van de asielaanvraag toch kan dragen, ook al staat de familieband tussen eiser en zijn schoonvader vast.
Over het tweede en derde relevante element
17. Eiser voert aan dat de betrokkenheid van zijn schoonvader bij het [organisatie] eiser wel degelijk in de problemen heeft gebracht. Eiser heeft stukken overgelegd waaruit de band van zijn schoonvader met het [organisatie] blijkt. Eiser heeft door de publicatie van een lijst met namen van leden van het [organisatie] aangetoond dat zijn schoonvader als één van de bij het [organisatie] betrokken verdachten wordt beschouwd. Ten onrechte wordt de lijst met verdachte personen niet door de minister in positieve zin meegewogen bij de geloofwaardigheid van eisers relaas, ondanks dat de minister inmiddels wel uitgaat van de familieband. Eiser heeft voorts in de zienswijze verwezen naar landeninformatie, welke informatie door de minister ten onrechte niet wordt betrokken bij besluitvorming, omdat niet van banden met het [organisatie] is gebleken en de toegedichte banden ook ongeloofwaardig worden geacht.
18. Verder stelt eiser met betrekking tot het derde relevante element het volgende. Omdat de minister de banden met het [organisatie] en de daaruit voortvloeiende problemen van eiser niet gelooft, heeft dit ook invloed op de beoordeling van het derde relevante element. De minister werpt volgens eiser ten onrechte tegen dat de uitspraak van 20 april 2022 die eiser heeft overgelegd, waaruit blijkt dat eiser een gevangenisstraf van tien jaren heeft opgelegd gekregen, mogelijk niet bevoegd zou zijn opgemaakt en afgegeven. Eiser heeft opnieuw een document gevraagd waaruit zijn veroordeling blijkt. Dit document is afgegeven op 18 januari 2024. De minister heeft niet aan zijn vergewisplicht voldaan door dit stuk en de samenhang met de uitspraak niet bij de geloofwaardigheidsbeoordeling te betrekken, aldus eiser.
19. De rechtbank overweegt dat de minister zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser, onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de familieband tussen eiser en zijn schoonvader die niet langer in geschil is. Het ligt op de weg van de minister om het asielrelaas van eiser te beoordelen in het licht van deze familieband. Uit het navolgende blijkt dat de rechtbank het niet eens is met de minister dat de rest van de beschikking de afwijzing toch kan dragen.
20. De rechtbank is van oordeel dat de minister nader dient te motiveren waarom het niet geloofwaardig is dat de politie specifiek op zoek is naar eiser, terwijl eiser alleen een schoonzoon is en de broers en zussen van eiseres 1 met rust worden gelaten. Eiser heeft in dit verband gesteld dat hij dichterbij zijn schoonvader woonde dan de andere kinderen, terwijl deze kinderen bovendien minder draagkrachtig waren dan eiser. Zij waren financieel gezien niet in staat hun vader te ondersteunen bij betaling van zijn kosten, zoals deze uit de door eiser overgelegde kwitanties blijken. De minister heeft dit onvoldoende betrokken in de beoordeling en onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat de autoriteten zich juist richten op het kind dat het dichtstbij woont en met wie een nauwe (financiële) band bestaat. Verder is de rechtbank van oordeel dat eisers verklaringen over de band met zijn schoonvader niet tegenstrijdig zijn. Eiser sprak eerst over de situatie toen hij en zijn gezin nog in Egypte woonden (en voor de problemen) en toen was de band met zijn schoonvader goed. Na het vertrek naar Europa en nadat de problemen begonnen, is het contact veranderd en daarom weet hij niet waar zijn schoonvader verblijft. De verklaringen kunnen naast elkaar bestaan, omdat zij zien op verschillende periodes.
21. De minister heeft eiser verder tegengeworpen dat hij op twee punten tegenstrijdig heeft verklaard met betrekking tot de politie-inval in zijn huis. De minister heeft eiser en eiseres 1 tegengeworpen dat zij tegenstrijdig hebben verklaard over het aantal agenten dat aanwezig was bij de politie-inval. Naar het oordeel van de rechtbank is deze tegenwerping, wat daar ook van zij, onvoldoende gemotiveerd om de afwijzing te dragen. Daarbij komt dat eiseres 1 juist heeft gesteld niet alle agenten te hebben gezien die eiser wel heeft gezien en dat dit een verklaring is voor de verschillende verklaringen. De rechtbank komt dit niet onlogisch voor, omdat eiseres op dit punt niet kan verklaren over wat zij niet heeft gezien.
Ook is nog aan de orde gekomen dat eiser wordt tegengeworpen dat hij tijdens het gehoor eerst heeft verklaard dat hij bij de politie-inval niet wist wat er gebeurde, terwijl hij later wel wist wat er gebeurde. Eiser heeft toegelicht dat hij “ik wist niet wat er gebeurde”, overdrachtelijk bedoelde (als in: “wat overkomt mij nou?”) en dit niet letterlijk bedoelde. De minister heeft die mogelijkheid niet beoordeeld. Hoe dan ook heeft de minister op zitting gesteld dat dit niet de belangrijkste tegenwerping is, zodat niet in geding is dat deze tegenwerping de afwijzing niet kan dragen.
22. Over het derde relevante element stelt de minister zich op het standpunt dat uit onderzoek van Bureau Documenten naar het definitieve besluit over de gevangenisstraf is gebleken dat er onregelmatigheden zijn aangetroffen in de opmaak en afgifte, waardoor het document mogelijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Daarom kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Ook heeft eiser geen contra-expertise overgelegd.
23. De rechtbank volgt de minister in haar standpunt dat het document is onderzocht en dat uit onderzoek blijkt dat het document mogelijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Ook heeft eiser geen contra-expertise overgelegd. Eiser heeft wel een nieuw uittreksel overgelegd, afgegeven op 18 januari 2024, waarvan de minister in de veronderstelling was dat het alleen ging om een bevestiging van de afgifte van het document. Op de zitting is echter gebleken dat het een inhoudelijk document is. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van de minister om dit document wel nader te onderzoeken, omdat hiermee ook mogelijk de resultaten van het onderzoek van Bureau Documenten kunnen worden betwist.
24. De minister werpt eiser ook tegen dat hij een antecedentenverklaring heeft ondertekend waarin staat dat hij niet is veroordeeld, terwijl hij in zijn asielrelaas juist stelt wel veroordeeld te zijn. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiser dit ten onrechte tegenwerpt. De minister heeft op de zitting namelijk niet heeft kunnen toelichten onder welke omstandigheden dit formulier door eiser is ingevuld en of de inhoud van het formulier in zijn geheel aan eiser is voorgehouden in een taal die hij begrijpt. Dit blijkt evenmin uit het aanmeldgehoor. Eiser heeft gezegd dat hem alleen is gevraagd of hij problemen had in de Europese Unie. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet op eisers weg lag om verduidelijking te vragen.
25. De rechtbank stelt ten slotte vast dat de minister bij de beoordeling van het risico dat eiser nam bij terugkeer naar Egypte de tijdlijn niet helder heeft en daarmee uitgaat van onjuiste feiten. Eiser is vanuit Frankrijk slechts één keer teruggekeerd naar Egypte in februari 2020, en dat was, anders waar de minister van uitgaat, vóór de veroordeling. Vervolgens is eiser op 16 maart 2020 teruggekeerd naar Frankrijk en daarna niet opnieuw naar Egypte gereisd. Het is niet duidelijk geworden waarom de minister ervan uitgaat dat eiser nadien nogmaals is teruggekeerd. De tegenwerping van de minister dat het vreemd is dat eiser is teruggekeerd, omdat personen die niet komen opdagen direct veroordeeld worden, snijdt dan ook geen hout.
26. De rechtbank concludeert als volgt. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit op een aantal punten onvoldoende is gemotiveerd en uitgaat van onjuiste feiten. Het klopt, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, dat uit onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat in het definitieve besluit over de gevangenisstraf onregelmatigheden zijn aangetroffen in de opmaak en afgifte, waardoor het document mogelijk niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven, maar het lag op de weg van de minister om het nieuwe uittreksel overgelegd, afgegeven op 18 januari 2024, te onderzoeken. De minister dient daarna een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de juiste tijdlijn, de familieband met de schoonvader en het nader te onderzoeken document. Aangezien de minister nu uitgaat van de familieband met de schoonvader kan de minister bovendien niet de lijst met verdachte personen en de landeninformatie waar eiser op heeft gewezen terzijde schuiven met de motivering dat dit niet relevant is, nu de familieband niet geloofwaardig is.
Hebben eiseressen te vrezen door de gestelde problemen van eiser?
27. Omdat de asielrelazen van eiseressen geheel samenhangen met het asielrelaas van eiser is de rechtbank van oordeel dat de beroepen van eiseressen eveneens gegrond zijn.