ECLI:NL:RBDHA:2024:2223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL23.37919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische statushouder met internationale bescherming in Denemarken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres, van Syrische nationaliteit, heeft op 15 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 27 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres al internationale bescherming geniet in Denemarken sinds 15 juli 2016. De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen bescherming meer heeft in Denemarken. Eiseres vreest voor (indirect) refoulement, maar de rechtbank stelt vast dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Denemarken zijn verplichtingen jegens statushouders niet zal nakomen. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij problemen heeft gehad met haar broer en ex-verloofde in Denemarken, maar de rechtbank concludeert dat zij in het verleden bescherming heeft gekregen van de Deense autoriteiten.

De rechtbank wijst erop dat de wens van eiseres om dicht bij haar familie in Nederland te wonen begrijpelijk is, maar dat dit niet afdoet aan het feit dat zij bescherming geniet in Denemarken. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat eiseres zich naar Denemarken moet begeven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kloppers, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 15 november 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 november 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag van eiseres, omdat zij al internationale bescherming zou genieten in Denemarken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres nog een verblijfsvergunning in Denemarken?
4. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001. Uit Eurodac-gegevens van 15 november 2023 blijkt dat eiseres op 15 juli 2016 internationale bescherming heeft gekregen in Denemarken.
Zij heeft tot 2019 in Denemarken gewoond. Op 15 november 2023 heeft zij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
4.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres al sinds 15 juli 2016 internationale bescherming heeft in Denemarken en het redelijk is voor haar om daar naartoe te gaan.
4.2.
Eiseres vreest dat zij geen internationale bescherming meer heeft omdat zij in 2019 is vertrokken uit Denemarken en het beleid ten opzichte van Syrische asielzoekers in Denemarken is veranderd.
4.3.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Uit gegevens uit Eurodac blijkt dat eiseres sinds 15 juli 2016 internationale bescherming geniet in Denemarken. In beginsel wordt van deze gegevens uitgegaan. Er is niet aangetoond en gebleken dat eiseres geen bescherming meer heeft. De staatssecretaris stelt zich daarom terecht op het standpunt dat eiseres internationale bescherming heeft in Denemarken. Denemarken heeft ook bevestigd dat zij kan terugkeren. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een risico op (indirect) refoulement door Denemarken waardoor zij niet voldoet aan het verbod op refoulement zoals neergelegd in artikel 3.106a, lid 1, sub c?
5. Eiseres betoogt dat zij vreest voor (indirect) refoulement, vanwege het veranderde beleid in Denemarken ten opzichte van asielzoekers uit Syrië. Zij vreest dat zij bij terugkeer naar Denemarken geen bescherming zal krijgen en zal worden teruggestuurd naar Syrië.
6. Voor zover eiseres vreest dat zij geen bescherming meer heeft in Denemarken en – gelet op het veranderde beleid ten aanzien van Syrische asielzoekers – door de Deense autoriteiten zal worden teruggestuurd naar Syrië, slaagt deze beroepsgrond niet. Niet gebleken is dat eiseres geen internationale bescherming heeft en Denemarken heeft gezegd dat zij mag terugkeren. De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen onder 4.3. Er zijn geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit zou blijken dat Denemarken zijn verplichtingen jegens statushouders niet zal nakomen.
7. Eiseres voert verder aan dat zij niet teruggestuurd kan worden naar Denemarken omdat ze daar grote problemen heeft gehad met haar broer en ex-verloofde. Zij is bedreigd, er is geweld gebruikt en ze heeft tot haar 18e in een safehouse gewoond en daarna op een geheim adres. Hierdoor heeft zij geen normaal leven kunnen leiden in Denemarken.
8. Er wordt door de staatssecretaris niet ontkend dat in de periode dat eiseres in Denemarken woonde het nodige is gebeurd. Zij heeft echter daarin, zoals zij zelf stelt, elke keer de hulp gekregen van de Deense autoriteiten. Eiseres heeft bescherming gekregen en de autoriteiten waren beschikbaar als er gevaar dreigde. Dit blijkt onder meer uit het toestel van de politie dat zij kreeg met een noodknop, waarbij zij in noodgevallen deze in kon drukken zodat de politie meteen kon komen. Er zijn geen stukken of nadere onderbouwing overlegd waaruit blijkt dat eiseres deze bescherming niet meer zou krijgen. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat niet gesproken kan worden over een situatie waaruit is gebleken dat het zo slecht was dat er sprake is van een schending van artikel 3 van het EVRM of dat Denemarken zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres heeft nog gesteld dat zij dicht bij haar familie in Nederland wil wonen. De rechtbank overweegt in dit verband dat die wens niet onbegrijpelijk is maar dat eiseres bescherming geniet in Denemarken. De staatssecretaris heeft dan ook niet ten onrechte gesteld dat eiseres een zodanige band heeft met Denemarken dat van haar kan worden verlangd zich naar dat land te begeven. Voor zover eiseres wil samenwonen met haar echtgenoot uit [woonplaats], zal ze daartoe in Denemarken een verzoek moeten doen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kloppers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.37920