ECLI:NL:RBDHA:2024:22217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
C/09/647637 / FA RK 23-3501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling in afwachting van raadsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken en heeft de zaak behandeld op een zitting waar beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft zelfstandig verzocht om echtscheiding en heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen, die momenteel bij de man verblijven. De rechtbank heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man zal zijn, maar heeft de beslissing over de zorgregeling aangehouden in afwachting van een raadsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap behandeld, waarbij de man en de vrouw zijn overeengekomen dat de bankrekeningen en de Ford Transit aan de man worden toebedeeld, met de verplichting om bedragen aan de vrouw te voldoen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 15 juni 2025, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming wordt verzocht om een onderzoek te verrichten en rapport uit te brengen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-3501
Zaaknummer: C/09/647637
Datum beschikking: 18 december 2024

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 12 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.C. Post te ’s-Gravenhage, voorheen mr. D.G. Bertsch te ’s-Gravenhage,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J. Zennipman te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 1 juni 2023 van de zijde van de man, met bijlage
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • de brief van 12 oktober 2023 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • de brief van 20 oktober 2023 van de zijde van de man;
  • de brief van 1 november 2023 van de zijde van de vrouw;
  • de brief van 21 november 2023 van de zijde van de man, met bijlagen;
  • de brief van 20 december 2023 van de zijde van de man;
  • de brief van 29 december 2023 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
  • de brief van 12 januari 2024 van de zijde van de man, met bijlagen;
  • de brief van 25 september 2024 van de zijde van de man;
  • de brief van 16 oktober 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- de brief van 31 oktober 2024 van de zijde van de man, met bijlagen.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in raadkamer hun mening kenbaar gemaakt.
Op 13 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen de man en de vrouw bijgestaan door hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdag] 2011 te [plaats] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 te
[geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2017 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de man.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De man is burger van de Bondsrepubliek Duitsland en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft op 21 november 2023 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende dat:
- de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
- de kinderen aan de man worden toevertrouwd;
- dat de vrouw
voorlopiggerechtigd is om [minderjarige 3] bij haar te hebben ieder weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- de ouders worden doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een traject ouderschapsbemiddeling, waarin een lus naar de Raad is opgenomen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vrouw [minderjarige 3] , in die zin dat hij ieder weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijft;
- toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
- vaststelling van de verdeling van de volgende verdeling van de huwelijksgemeenschap:
a) bankrekeningen
 de bankrekening op naam van de man bij de Triodos Bank met rekeningnummer [rekeningnummer 1] met een saldo van
€ 2.435,48 aan de man toe te delen, waarbij de man wegens overbedeling is gehouden een bedrag van € 1.217,74 aan de vrouw te voldoen;
 de bankrekening op naam van de man bij de Triodos Bank met rekeningnummer [rekeningnummer 2] met een saldo van € 7.500,- aan de man toe te delen, waarbij de man wegens overbedeling is gehouden een bedrag van € 3.750,- aan de vrouw te voldoen;
 de bankrekeningen (mede) op naam van de vrouw aan de vrouw toe te delen, waarbij de vrouw gehouden is de helft van het saldo per de peildatum aan de man te vergoeden;
b) voertuig
 de auto, te weten een Ford Transit met kenteken [kenteken] , aan de man toe te delen, waarbij de man wegens overbedeling is gehouden een bedrag van € 67,40 aan de vrouw te voldoen;
c) inboedel
 de inboedel in de echtelijke woning aan de man toe te delen, waarbij hij niet wordt overbedeeld en dus niet gehouden is een bedrag aan de vrouw te voldoen;
d) schulden
 voor recht te verklaren dat ieder van partijen draagplichtig is voor de helft van de schulden bij de Belastingdienst, de ABN Amro en de ouders van de man;
- vaststelling dat de vrouw de helft van de door de man noodzakelijk verrichte betalingen in de periode na de peildatum aan de man dient te voldoen, aldus een bedrag van € 1.719,42;
- bepaling dat de man een eventueel bedrag aan overbedeling pas over één jaar aan de vrouw dient te betalen;
- bepaling dat de man een eventueel bedrag aan overbedeling rechtstreeks aan één van de schuldeisers van partijen kan betalen;
- veroordeling van de vrouw tot verstrekking aan de man van een overzicht van alle pensioenuitvoerders waar zij gedurende het huwelijk pensioen heeft opgebouwd,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw refereert zich voor wat betreft het door de man verzochte ten aanzien van de bankrekeningen en voert verweer tegen al het door de man verzochte, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Bovendien heeft de vrouw, zelfstandig verzocht om de echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, zoals genoemd onder randnummer 11 van het verweerschrift;
- een bijzonder curator voor de kinderen te benoemen;
- vaststelling van kinderalimentatie van € 450,- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van beschikking;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van
€ 1.500,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van beschikking;
- toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats]
- vaststelling dat de man voor wat betreft de inboedel een bedrag van € 7.500,- dient te voldoen aan de vrouw;
- vaststelling dat de man gehouden is om aan de vrouw haar persoonlijke eigendommen te doen verschaffen;
- het voertuig toe te scheiden aan de man en waarbij de man een bedrag van
€ 7.500,- dient te voldoen aan de vrouw;
- bepaling dat de man aan de vrouw een bedrag van € 129.000,- dient te voldoen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – onder referte ten aanzien van het verzoek tot benoeming bijzonder curator –verweer tegen het overige, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Op de zitting heeft de vrouw haar verzoeken ten aanzien van vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de kinder- en partneralimentatie, het huurrecht, het verstrekken van gegevens ten behoeve van het pensioen en haar vordering op de man in de verdeling van de huwelijksgemeenschap ten aanzien van haar salaris, ingetrokken. De man heeft op de zitting zijn verzoeken ten aanzien van de termijn waarop en ten aanzien van wie hij de eventuele bedragen aan overbedeling moet betalen ingetrokken. De rechtbank heeft op deze verzoeken derhalve niets meer te beslissen.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ontvankelijkheid
Partijen hebben geen ouderschapsplan ingediend zoals wettelijk is vereist. Toch zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding beoordelen, omdat het partijen niet gelukt is om op alle punten ten aanzien van de zorg voor de kinderen tot overeenstemming te komen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en hebben beiden een verzoek tot echtscheiding gedaan. Deze verzoeken tot echtscheiding kunnen als op de wet gegrond worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats kinderen
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats.
Inhoudelijke beoordeling
Nu de man onweersproken heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en de rechtbank dit in het belang van de kinderen acht, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de woning in Nederland is gelegen, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 derde lid aanhef en sub a Rv rechtsmacht om te beslissen op de verzoeken tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning.
De rechtbank past op grond van Nederlands internationaal privaatrecht Nederlands recht toe.
Inhoudelijke beoordeling
Nu de man onweersproken heeft verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
Zorgregeling en benoeming bijzondere curator
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator.
Inhoudelijke beoordeling
De man verzoekt een zorgregeling tussen [minderjarige 3] en de vrouw te bepalen waarbij hij ieder weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijft. Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] stelt de man dat het niet mogelijk is een zorgregeling vast te stellen, omdat zij duidelijk hebben aangeven geen contact met de vrouw te willen. Ondanks dat de vrouw weet dat de twee kinderen geen contact met haar willen, probeert zij volgens de man nog steeds met hen in contact te komen. Dit maakt dat de oudste twee kinderen zich nog meer verzetten tegen het contact met de vrouw. De man stelt dat hij zijn uiterste best doet en zal blijven doen om de jongens aan te moedigen om contact met hun moeder te hebben, maar hij geeft tegelijkertijd aan dit moeilijk te vinden omdat zij heel duidelijk weerstand hiertegen tonen. De man weet niet hoe hij de kinderen er nog toe kan bewegen om dit wel te willen. De man kan zich vinden in het benoemen van een bijzondere curator of een raadsonderzoek, zodat er goed naar de belangen van de kinderen wordt gekeken.
De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat het contact tussen haar en [minderjarige 3] goed verloopt en dat hij het heel fijn heeft bij haar. De vrouw mist [minderjarige 1] en [minderjarige 2] enorm. Zij heeft hen de afgelopen twee jaar nauwelijks gezien en vindt dat het contact zo snel mogelijk moet worden hersteld. Volgens haar werkt de man niet mee aan het contact tussen haar en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De vrouw verzoekt een raadsonderzoek te gelasten of een bijzondere curator te benoemen. De advocaat van de vrouw heeft op de zitting een voorstel gedaan om voorlopig te beginnen met een contactmoment waarbij de vrouw en de drie kinderen met elkaar een activiteit van een paar uur ondernemen. Zo kan het contact in ieder geval worden opgestart en kan daarna verder door de Raad of een bijzondere curator gekeken worden wat in het belang is van de kinderen.
De Raad heeft op de zitting naar voren gebracht een raadsonderzoek aangewezen te vinden, meer ook dan het benoemen van een bijzondere curator. In een raadsonderzoek is er namelijk aandacht voor de gehele gezinssituatie, terwijl een bijzondere curator primair op de kinderen zelf gericht is. De Raad acht het van belang dat de kinderen weer positieve ervaringen met hun moeder gaan opbouwen om zo het vertrouwen in haar weer te laten groeien.
De rechtbank overweegt dat partijen in de voorlopige voorzieningenprocedure met een lus zijn doorverwezen naar het traject ouderschapsbemiddeling. Dit traject is niet van de grond gekomen, waardoor er op basis van de lus een signaal naar de Raad gaat. Het is echter op de zitting niet duidelijk geworden wat hierin de stand van zaken van is. Omdat de rechtbank met partijen, en de Raad, van oordeel is dat een onderzoek hier nodig is, zal zij – zoals besproken op de zitting – de Raad hierbij alsnog verzoeken een onderzoek te doen en daarover rapport en advies uit te brengen. Een raadsonderzoek is hier namelijk aangewezen omdat er zorgen zijn over in het bijzonder de oudste twee kinderen van partijen, die zonder duidelijke reden de vrouw afwijzen en geen contact met haar willen. Het is van belang dat hier nader onderzoek naar wordt verricht en gekeken wordt wat in hun belang is ten aanzien van het contact met hun moeder, waarbij er gekeken wordt naar de gehele (gezins)situatie. Hoewel een dergelijk onderzoek ook inhoudt dat de kinderen opnieuw met iemand zullen moeten praten, en zij duidelijk hebben aangegeven dit liever niet te willen, is het minder belastend voor hen dan het benoemen van een bijzondere curator. Een bijzondere curator focust zich namelijk vooral op de kinderen en dit zal meer van hen vergen. De rechtbank zal de beslissing in deze procedure ten aanzien van de zorgregeling aanhouden in afwachting van het raadsonderzoek en zal de zaak pro forma aanhouden voor zes maanden tot
15 juni 2025.
Partijen hebben op de zitting afgesproken dat de vrouw en de drie kinderen op zaterdag
14 december van 13.00 uur tot 16.00 uur met elkaar iets leuks doen in of in de omgeving van [plaats] , waarbij de kinderen mogen bepalen wat zij zullen gaan doen. De ouders hebben afgesproken dat de man de kinderen haalt en brengt naar de nader door de kinderen te bepalen activiteit. De rechtbank verwacht van de vrouw dat zij haar partner niet betrekt bij deze activiteit, omdat de kinderen moeite hebben met zijn aanwezigheid. De rechtbank verwacht van de man dat hij zijn uiterste best doet om de kinderen te motiveren en te bewegen tot dit contactmoment met de vrouw, zoals hij op de zitting heeft aangegeven te zullen doen. De rechtbank verwacht verder van beide partijen dat zij, in navolging op deze ter zitting gemaakte afspraak, in onderling overleg proberen tot soortgelijke afspraken te komen in afwachting van het raadsonderzoek. Mogelijk kan de Raad hierin, zodra zij betrokken zijn, een rol spelen.
Gelijktijdig met deze beschikking wordt een brief naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzonden. De inhoud daarvan luidt als volgt.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Op woensdag 6 november heb ik met jullie gesproken en op woensdag 13 november heb ik met jullie ouders gesproken. In ons gesprek heb ik goed naar jullie geluisterd. Jullie hebben helaas weinig positieve herinneringen aan jullie moeder en jullie willen geen contact met haar. Ik vind dat heel verdrietig. Jullie hebben mij verteld liever ook niet meer met iemand hierover te willen praten. Dit hebben jullie al vaak gedaan en dit vraagt veel van jullie. Het lastige is: het is en blijft jullie moeder. Het zou heel fijn zijn als jullie weer positieve herinneringen aan haar kunnen hebben. Op dit moment heb ik nog niet een goed genoeg beeld van de situatie om een beslissing te kunnen nemen. Daarom vraag ik de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te doen en zorgvuldig de hele situatie te bekijken. Dit betekent wel dat jullie weer met iemand zullen moeten praten. Ik begrijp dat dit heel vervelend is, maar ik vind het toch belangrijk om te zorgen dat jullie goed gehoord worden en ik goed geïnformeerd word, zodat ik een weloverwogen beslissing kan nemen.
In het gesprek dat ik met jullie ouders heb gehad, hebben jullie ouders samen afgesproken met jullie moeder iets leuks te gaan doen op zaterdag 14 december. Ik hoop dat dit is gebeurd en dat jullie het fijn met elkaar hebben gehad.
De kinderrechter
Verdeling huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
De rechtbank gaat bij de bepaling van het toepasselijk recht uit van het volgende. Voor de bepaling welk verdrag dan wel welke verordening van toepassing is, moet worden gekeken naar de huwelijksdatum. Omdat het huwelijk tussen partijen is gesloten na 1 januari 1992 en vóór 29 januari 2019 is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (HVV 1978) van toepassing op het huwelijksvermogensregime van partijen.
Partijen hebben geen rechtskeuze hebben uitgebracht vóór (artikel 3 HVV 1978) of tijdens (artikel 6 HVV 1978) het huwelijk. Daarom moet het toepasselijk recht worden bepaald aan de hand van artikel 4 HVV 1978.
De rechtbank overweegt dat de man op het moment van de huwelijkssluiting burger van de Bondsrepubliek was en de vrouw de Nederlandse nationaliteit had. Dit betekent dat partijen op dat moment geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden. Volgens de huwelijksakte en het uittreksel uit de BRP stonden zowel de man en de vrouw op het moment van de huwelijkssluiting in Nederland ingeschreven. Dit betekent dat partijen hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk op het grondgebied van dezelfde staat – namelijk Nederland – hebben gevestigd. Op grond van artikel 4, eerste lid, HVV 1978 is dus het Nederlands recht van toepassing.
Inhoudelijke beoordeling
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. Het uitgangspunt is dan dat de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap (op grond van artikel 1:100 BW (zoals dat gold tot 1 januari 2018)) bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum
12 mei 2023, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Omvang
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
a. de bankrekeningen van partijen:
a. rekening bij Tridos Bank op naam van de man met nummer [rekeningnummer 1] met saldo € 2.435,48;
b. rekening bij Triodos Bank op naam van de man met nummer [rekeningnummer 2] met saldo van € 7.500,-;
c. rekening bij Triodos Bank op naam van de vrouw met nummer [rekeningnummer 3] ;
de Ford Transit met kenteken [kenteken] ;
de inboedel in de echtelijke woning;
de volgende schulden:
a. bij de Belastingdienst ad € 90.062,-;
b. bij ABN Amro ad € 18.118,83;
c. bij de ouders van de man ad € 20.000,-.
Daarnaast dient de rechtbank een oordeel te geven over:
de regresvorderingen van de man op de vrouw ten aanzien van noodzakelijk gemaakte kosten na de ontbinding van de gemeenschap:
a. betaling aan de autoverzekering ad € 87,25 per maand voor een periode van in ieder geval zes maanden;
b. motorrijtuigbelasting ad € 52,- per maand voor een periode van in ieder geval vijf maanden;
c. kosten voor de [school] ad € 350,- per maand voor een periode van drie maanden.
Ad. a) de bankrekeningen van partijen
Partijen zijn het er – naar de rechtbank begrijpt - over eens dat de saldi op de rekeningen per peildatum bij helfte worden verdeeld, waarbij ieder de op zijn of haar naam staande rekening behoudt. Dit in zoverre conform het verzoek van de man. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad. b) de Ford Transit met kenteken [kenteken]
Partijen zijn het erover eens dat de auto aan de man wordt toebedeeld. De waarde van de auto is echter tussen partijen in geschil. De man stelt dat de waarde van de auto € 3.000,- is en dat rekening gehouden moet worden met recent verrichte reparatiekosten van in totaal
€ 2.865,19. Volgens de man moet hij gelet hierop nog een bedrag van € 67,40 aan de vrouw voldoen. Volgens de vrouw is de waarde van de auto € 15.000,- en moet er geen rekening worden gehouden met de reparaties omdat deze zijn uitgevoerd na de peildatum en de man het alleengebruik van de auto heeft, zodat de man de vrouw nog € 7.500,- dient te voldoen.
De rechtbank kan niets anders dan, zoals ook op de zitting aangegeven, de waarde van de auto naar redelijkheid bepalen op € 9.000,-, te weten het gemiddelde van wat partijen hebben aangedragen. De man dient derhalve nog € 4.500,- aan de vrouw te voldoen. De rechtbank acht het niet redelijk om rekening te houden met de reparatiekosten, omdat de man de auto tijdens de gemeenschap en na de ontbinding hiervan voor zijn werk heeft gebruikt en blijft gebruiken en de reparaties een half jaar na de datum ontbinding van de gemeenschap hebben plaatsgevonden.
Ad. c) de inboedelgoederen
Partijen zijn het erover eens dat de inboedelgoederen in de echtelijke woning aan de man worden toebedeeld, zonder dat de man gehouden is een bedrag aan de vrouw te betalen hiervoor. Op de zitting hebben partijen afgesproken dat de lijst aan persoonlijke spullen die de vrouw in het geding heeft gebracht onder productie 2 bij haar brief van 29 december 2023 naar de vrouw zullen gaan, behalve de Sarah Wiener-kookboeken. Partijen hebben afgesproken dat de vrouw deze spullen, voor zover zij deze nog niet heeft en in de echtelijke woning nog aanwezig zijn, komt ophalen op een door partijen nader te bepalen moment in januari 2025.
Ad. d) de schulden van partijen
De man heeft verzocht voor recht te verklaren dat beide partijen voor alle drie de schulden voor de helft draagplichtig zijn. De schulden zijn alle drie gemeenschapsschulden volgens hem en daar dienen partijen beiden voor de helft aan bij te dragen. De vrouw voert verweer en verzoekt de schuld bij de Belastingdienst en bij de ABN Amro per de peildatum aan de man toe te delen. De man heeft immers geen volledig overzicht overgelegd aan jaarrekeningen waaruit de hoogte van de volledige baten en schulden per de peildatum volgt. Ten aanzien van de schuld van de ouders stelt de vrouw dat de man deze is aangegaan om de echtscheidingsprocedure te bekostigen en dat deze schuld daarom een privéschuld van de man is die hij voor zijn rekening dient te nemen.
De rechtbank overweegt als volgt. Schulden komen niet voor verdeling in aanmerking omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 BW. Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
In de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide (ex)echtgenoten voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de (ex)echtgenoten wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere (ex)echtgenoot.
De rechtbank ziet ten aanzien van de schuld bij de Belastingdienst en bij de ABN Amro geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde wettelijke uitgangspunten. De vrouw heeft niet betwist dat dit gemeenschapsschulden zijn. Zij heeft niet nader onderbouwd waarom een andere draagplicht conform artikel 1:100 BW redelijk en billijk zou zijn. De rechtbank zal daarom voor recht verklaren, conform het verzoek van de man, dat beide partijen draagplichtig zijn voor de helft van deze schulden. Ten aanzien van de schuld bij de ouders van de man heeft de man aangevoerd dat deze is aangegaan in 2023 om de aankoop van een auto in 2017 te bekostigen. De vrouw betwist dit. De rechtbank kan dit bij gebrek aan onderbouwing niet vaststellen en ziet alleen dat de schuld vlak voor het indienen van echtscheidingsverzoek en daarmee vlak voor de ontbinding van de gemeenschap is aangegaan, bij de ouders van de man. De rechtbank acht het daarom gelet op deze omstandigheden redelijk dat de man draagplichtig is voor deze schuld.
Ad. e) regresvorderingen van de man
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw op grond van drie regresvorderingen aan de man totaal € 1.719,42 dient te voldoen. De vrouw betwist dit en stelt dat daar hier geen wettelijke grondslag voor is. De rechtbank constateert dat dat de betalingen die de man aanvoert alle drie zijn gedaan na de peildatum, maar waarvan niet is gebleken dat het voldoeningen zijn van vorderingen die in de gemeenschap vallen. De betalingen aan de autoverzekering en aan motorrijtuigbelastingen zijn betalingen aan de auto waar de man het alleengebruik van heeft. Ten aanzien van de schoolkosten van [minderjarige 3] constateert de rechtbank dat dit verblijfsoverstijgende kosten zijn die thuishoren in een verzoek tot kinderalimentatie en niet in de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Nu de man geen verzoek tot kinderalimentatie heeft gedaan, kan de rechtbank de man bij gebrek aan verdere onderbouwing niet volgen in dit verzoek als regresvordering. De rechtbank zal deze verzoeken van de man derhalve afwijzen.
Pensioen
De rechtbank zal het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw een overzicht van haar pensioenopbouw in het geding moet brengen, bij gebrek aan belang afwijzen. Op grond van artikel 9 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS), heeft de vrouw immers de mogelijkheid om dit zelf bij het desbetreffende uitvoeringsorgaan of bij de voormalig werkgever van de man op te vragen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdag] 2011 te [plaats] ;
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 te
[geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2017 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de man;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 juni 2025 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
verzoekt de advocaten om binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de Raad de rechtbank te informeren en uit te laten over de gewenste voortgang van de procedure;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van de berichten van de advocaten, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
bepaalt dat [minderjarige 3] ieder weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijft;
bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte aan de
[adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
stelt de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. met betrekking tot de bankrekeningen:
bepaalt dat de saldi op de rekeningen per peildatum bij helfte worden verdeeld, in die zin dat;
 de bankrekening op naam van de man bij de Triodos Bank met rekeningnummer [rekeningnummer 1] met een saldo van € 2.435,48 op zijn naam blijft staan; waarbij de man wegens overbedeling is gehouden een bedrag van € 1.217,74 aan de vrouw te voldoen;
 de bankrekening op naam van de man bij de Triodos Bank met rekeningnummer [rekeningnummer 2] met een saldo van € 7.500,- op zijn naam blijft staan, waarbij de man wegens overbedeling is gehouden een bedrag van € 3.750,- aan de vrouw te voldoen;
 de bankrekeningen (mede) op naam van de vrouw blijven staan, waarbij de vrouw gehouden is de helft van het saldo per de peildatum aan de man te vergoeden;
2) met betrekking de Ford Transit met kenteken [kenteken] :
bepaalt dat de auto aan de man wordt toebedeeld onder een waarde van € 9.000,-, zodat de man aan de vrouw nog een bedrag van € 4.500,- dient te voldoen;
3) met betrekking tot de inboedelgoederen:
bepaalt dat de inboedelgoederen in de echtelijke woning aan de man worden toebedeeld, waarvan de door de vrouw in het geding gebrachte lijst aan persoonlijke spullen aan haar worden toebedeeld, met uitzondering van de kookboeken van Sarah Wiener;
4) met betrekking tot de schulden:
verklaart voor recht dat in de onderlinge verhouding tussen partijen elk van hen de helft van de schuld bij de Belastingdienst en de ABN Amro voor zijn en haar rekening neemt, en bepaalt dat, in afwijking van de wettelijke uitgangspunten, de man de schuld aan zijn ouders als eigen schuld voor zijn rekening dient te nemen;
5) met betrekking tot de regresvorderingen van de man:
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beslissing – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de zorgregelingaan
tot 15 juni 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. L.E. Meisters als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
18 december 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!