ECLI:NL:RBDHA:2024:22166

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
NL24.36817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024, met zaaknummer NL24.36817, wordt de ontvankelijkheid van het beroep van eiser beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser het griffierecht niet tijdig heeft betaald, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar dit verzoek werd door de griffier afgewezen. De griffier had eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft dit niet binnen de gestelde termijn gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de hoogte was van de betalingsverplichting en de termijn, maar desondanks niet heeft betaald.

De rechter concludeert dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.36817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan)
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep van eiser omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De indiener van een beroep moet griffierecht betalen. De rechtbank verklaart dit beroep niet-ontvankelijk als het bedrag niet binnen de gestelde termijn is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [2]
3. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Dit verzoek heeft de griffier afgewezen omdat uit de verstrekte gegevens bleek dat eiser niet voldoet aan de daarvoor geldende criteria. De griffier heeft eiser bij brief van 18 oktober 2024 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk twee weken na deze datum het griffierecht te betalen. Nadat was gebleken dat eiser het griffierecht niet binnen die termijn had voldaan, heeft de griffier eiser bij aangetekende brief van 3 november 2024 een herinnering gestuurd en hem in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van die brief alsnog het griffierecht te betalen. Gelet op de bezorggegevens van PostNL, is deze aangetekende brief op 5 november 2024 bezorgd bij het kantoor van de gemachtigde van eiser. Eiser was daarmee op de hoogte van het bedrag dat hij aan griffierecht moest betalen, dat hij dit bedrag uiterlijk op 17 november 2024 moest betalen, en dat, als hij niet (binnen de betalingstermijn) betaalt, hij het risico loopt dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank stelt op basis van de financiële administratie van de rechtbank vast dat eiser het griffierecht niet (binnen de gestelde betalingstermijn) heeft voldaan. Eiser heeft geen reden opgegeven voor het niet (op tijd) betalen van het griffierecht aan de rechtbank. Daarom vindt de rechter het niet (op tijd) betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Dat staat in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.