ECLI:NL:RBDHA:2024:22164
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024, wordt de ontvankelijkheid van een verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid als zelfstandige. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter legt uit dat indiener van een verzoek om voorlopige voorziening verplicht is om griffierecht te betalen. Indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De griffier had verzoeker op 13 november 2024 per aangetekende brief geïnformeerd over de betaling van het griffierecht, met een deadline van 27 november 2024. De voorzieningenrechter constateert dat verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en geen geldige reden heeft opgegeven voor deze vertraging.
Daarom concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, zoals bepaald in de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).