ECLI:NL:RBDHA:2024:2216
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot toekenning van een dwangsom in het bestuursrecht
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de weigering tot toekenning van een dwangsom. Eiser had verzocht om een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het primaire besluit van 20 februari 2023 wees dit verzoek af, en het daaropvolgende bezwaar werd bij het bestreden besluit van 31 mei 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 17 januari 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank constateert dat de minister op 25 oktober 2022 een aanvullende studiebeurs had afgewezen, waartegen eiser bezwaar had gemaakt. De beslistermijn op dit bezwaar werd op 30 januari 2023 met zes weken verdaagd. Eiser betoogde dat deze verdaging onbevoegd was en in strijd met het beginsel van fair play, en dat het beleid van de minister discriminerend was ten opzichte van studenten uit andere EU-lidstaten.
De rechtbank oordeelt dat de verdaging van de beslistermijn rechtmatig was, ook al was de verdagingsbeslissing gebrekkig. De rechtbank concludeert dat de bevoegdheid tot het nemen van besluiten over studiefinanciering bij de minister ligt, die deze bevoegdheid heeft gemandateerd aan de directeur-generaal van DUO. De rechtbank ziet geen reden om in te grijpen in de besluitvorming van de minister, aangezien er geen bewijs is van discriminatoir beleid of frustratie van elementaire levensbehoeften. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de dwangsom wordt terecht niet toegekend.