ECLI:NL:RBDHA:2024:22145
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse homoseksuele eiser wegens gebrek aan gegronde vrees voor vervolging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft op 30 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 30 augustus 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 25 oktober 2024, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees van de eiser voor vervolging niet aannemelijk is. De rechtbank erkent dat de situatie voor LHBTI'ers in Turkije zorgelijk is, maar stelt vast dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er op dit moment geen aanleiding is om LHBTI'ers uit Turkije als risicoprofiel aan te merken. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Turkije daadwerkelijk te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade.
De rechtbank oordeelt verder dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich niet veilig kan vestigen in andere delen van Turkije. De rechtbank benadrukt dat eiser niet heeft geprobeerd om bescherming te zoeken bij de Turkse autoriteiten en dat hij in het verleden geen problemen met hen heeft ondervonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister.