ECLI:NL:RBDHA:2024:22134
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
Op 23 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de minister van Asiel en Migratie en een verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Akbalik. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De minister had op 25 november 2024 besloten om de aanvraag van de verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, met als reden dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, onder zaaknummer NL24.46840, had de rechtbank al een beslissing genomen op het beroep van de verzoekster. Gezien deze eerdere uitspraak was er volgens de voorzieningenrechter geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.