Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2024 in de zaak tussen
[verzoeker], v-nummer: [nummer 1], verzoekster
[kind 2], v-nummer: [nummer 3],
[kind 3], v-nummer: [nummer 4].
Rechtbank Den Haag
Op 23 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van de minister van Asiel en Migratie tegen een verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister had op 25 november 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
In de beoordeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL24.46838, waarin op het beroep is beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep is gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.