ECLI:NL:RBDHA:2024:22126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL24.42382 en NL24.42383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met Tsjadisch paspoort en de afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. Eiser, die op 13 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, heeft een echt bevonden Tsjadisch paspoort overgelegd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser volgens verweerder niet geloofwaardig heeft aangetoond dat hij zijn paspoort frauduleus heeft verkregen. De rechtbank heeft op 23 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, de gemachtigde van verweerder en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat eiser heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting door contact te leggen met de ambassade van Tsjaad en een afspraak te maken voor een presentatie. Verweerder heeft echter nagelaten om het transport naar de ambassade te faciliteren, waardoor eiser niet aan zijn verplichtingen kon voldoen. De rechtbank stelt vast dat het besluit van de minister in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en vernietigt het besluit. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de vreemdeling als de overheid in het asielproces, vooral in situaties waarin de vreemdeling in grensdetentie zit en afhankelijk is van de overheid voor het vervullen van zijn verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.42382 (beroep) en NL24.42383 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] (alias) [alias] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.N. Vroom-van Berckel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Op 13 oktober 2024 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 23 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en N. Abdallah als tolk deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Deze zaak gaat over de vraag of eiser heeft voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting om aannemelijk te maken dat hij zijn echt bevonden Tsjadische paspoort frauduleus heeft verkregen.
4.1.
Eiser is geboren op [datum] 1998. Eiser is op 13 oktober 2024 Nederland ingereisd met een echt bevonden Tsjadisch paspoort op naam van [naam 1] . Hij stelt echter [eiser] [alias] te zijn met de Soedanese nationaliteit. Eiser is op Schiphol aangehouden en in grensdetentie geplaatst.
4.2.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in februari 2024 is vertrokken uit Soedan vanwege de oorlog die daar woedt. Er is een gewapend conflict tussen milities en het Soedanese leger. Bepaalde etniciteiten worden als doelwit gezien. Zo ook de [etniciteit] , waar eiser toe behoort. Eiser vreest ook gedood te worden omdat hij YouTuber is en schrijft over politiek.
4.3.
Over zijn reisroute heeft eiser het volgende verklaard. Eiser is met een minibus naar de grens gereisd en is illegaal de grens met Egypte overgestoken in de buurt van Argin. Vanuit daar is eiser naar Tsjaad gereisd om een Tsjadisch paspoort met Egyptisch visum te kopen. Vervolgens is eiser via Kameroen en Marokko naar Nederland gereisd. Eiser heeft op het Tsjadisch paspoort gereisd omdat dit met een Soedanees paspoort niet kan. Eiser heeft volgens eigen zeggen dit Tsjadisch paspoort gekocht bij een reisbureau.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder als relevant asielmotief:
- identiteit, nationaliteit en herkomst.
5.1.
Verweerder heeft eisers enige asielmotief niet geloofwaardig geacht. Eiser is namelijk ingereisd op een Tsjadisch paspoort met andere persoonsgegevens dan de persoonsgegevens die hij later heeft opgegeven bij het aanmeld- en nader gehoor. Dit paspoort is echt bevonden door het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke Marechaussee. Eiser is met dit paspoort door diverse landen gereisd. Verweerder gaat daarom uit van de persoonsgegevens die in het paspoort van Tsjaad staan. Verweerder volgt eiser niet in zijn verklaring dat hij dit paspoort frauduleus heeft verkregen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Eiser is daarin niet geslaagd. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar de uitsprak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 maart 2024. [1] Dat eiser Soedanese documenten heeft overgelegd, maakt het oordeel van verweerder ook niet anders. Omdat eisers Soedanese nationaliteit niet wordt gevolgd, heeft verweerder niet getoetst aan de situatie in Soedan. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid door omtrent zijn identiteit en nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken. [2] Verweerder heeft een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd, inhoudende dat hij moet terugkeren naar Tsjaad. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Mocht verweerder uitgaan van de persoonsgegevens in het Tsjadische paspoort?
6. Uit artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn [3] volgt dat een vreemdeling alle elementen ter staving van het asielverzoek zo spoedig mogelijk moet indienen en dat verweerder in voorkomend geval actief met hem moet samenwerken om deze elementen aan te vullen. In de uitspraak van 14 maart 2024 heeft de Afdeling uitgewerkt hoe aan deze samenwerkingsplicht in het geval van een gesteld frauduleus verkregen paspoort invulling moet worden gegeven. In de eerste plaats ligt het op de weg van een vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Dit is een vraag die bij uitstek kan worden beantwoord door de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Van een vreemdeling mag daarom verwacht worden dat hij contact opneemt met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven en dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd en de reactie van de autoriteiten zoveel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling op deze wijze een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar daar desondanks niet in is geslaagd, is het gelet op de samenwerkingsplicht vervolgens aan verweerder om die autoriteiten te benaderen.
6.1.
In geschil is de vraag of eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de Tsjadische autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort. Eiser heeft hiertoe aangevoerd dat hij op 19 december 2024 een afspraak had bij de ambassade van Tsjaad maar door onwil van verweerder kon hij niet naar deze afspraak toe. Volgens verweerder heeft eiser, ondanks dat hij een afspraak had met de Tsjadische autoriteiten, niet voldaan aan zijn inspanningsverplichting. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat eiser, toen hem duidelijk werd dat DT&V geen vervoer zou regelen, had kunnen vragen om een videoverbinding. Ook had eiser contact kunnen zoeken met de honorair consul van Tsjaad die in Amersfoort woont. Wellicht had de honorair consul naar de Penitentiaire Inrichting in Rotterdam, waar eiser in grensdetentie zit, kunnen komen en had die het onderzoek naar eisers identiteit kunnen doen, aldus verweerder.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het volgende blijkt:
  • Op 28 oktober 2024 heeft de gemachtigde van eiser via e-mail contact gelegd met de ambassade van Tsjaad in Brussel en verzocht of zij kunnen bevestigen dat eiser een onderdaan is.
  • Op 29 oktober 2024 heeft de ambassade via e-mail gereageerd en aangegeven dat zij niet op basis van een kopie van een paspoort kunnen beoordelen of iemand een onderdaan is. Eiser moet gepresenteerd worden.
  • Op 22 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser wederom per e-mail contact gezocht met de ambassade en verzocht of zij kunnen verduidelijken of ze alleen het echte paspoort moeten zien of dat ze ook eiser ‘in real life’ moeten zien. Indien dat laatste het geval is en zij eiser in persoon willen zien, verzoekt de gemachtigde om een afspraak.
  • Bij e-mail van 25 november 2024 heeft de ambassade gereageerd en bevestigd dat eiser op 19 december 2024 een afspraak heeft. Ook verzoeken ze alvast om een kopie van het paspoort.
  • Op 26 november 2024 zoekt de gemachtigde per e-mail contact met verweerder en geeft aan dat eiser op 19 december 2024 een afspraak heeft bij de ambassade van Tsjaad in Brussel. Zij verzoekt verweerder om hierin te faciliteren en met haar contact op te nemen.
  • Op 2 december 2024 heeft de gemachtigde per e-mail contact opgenomen met mevrouw [naam 2] van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en verzocht om zorg te dragen voor transport en het in het bezit stellen van het Tsjadische paspoort tijdens de presentatie op de ambassade.
  • Op 10 december 2024 heeft de gemachtigde bij DT&V gerappelleerd.
  • Bij mail van 16 december 2024 heeft DT&V laten weten dat zij geen transport aanvragen voor een presentatie die niet door DT&V geregeld is.
  • Bij mail van eveneens 16 december 2024 heeft de gemachtigde van eiser DT&V verzocht om dan zelf met spoed een afspraak te maken met de ambassade van Tsjaad voor een presentatie.
  • Bij mail van 19 december 2024 heeft DT&V nogmaals medegedeeld dat geen vervoer naar de ambassade wordt geregeld. Ook heeft DT&V aangegeven dat DT&V alleen presentatie regelt ter vaststelling van identiteit en nationaliteit. In deze zaak is dat niet nodig omdat eiser in het bezit is van een echt bevonden Tsjadisch paspoort.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldaan aan zijn inspanningsverplichting. Eiser heeft immers contact gezocht met de ambassade van Tsjaad en een afspraak verkregen om onderzoek te laten doen naar zijn paspoort. Enkel doordat verweerder geen vervoer heeft verzorgd, is deze afspraak niet doorgegaan. Dat klemt in dit geval des te meer omdat eiser afhankelijk is van verweerder. Eiser zit immers in grensdetentie en kan dus niet zelf naar de ambassade toe. Het is onder die omstandigheden aan verweerder om het vervoer te faciliteren. De stelling van verweerder dat eiser desondanks niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan omdat er nog, hypothetische, andere mogelijkheden waren, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee de lat ook te hoog legt en niet handelt in overeenstemming met de Afdelingsuitspraak van 14 maart 2024. Uit die uitspraak volgt immers dat de vreemdeling een ‘oprechte inspanning’ moet leveren. Deze oprechte inspanning, zo begrijpt de rechtbank de uitspraak, bestaat uit contact leggen met de autoriteiten met als doel duidelijkheid te verkrijgen over het paspoort en/of de nationaliteit, en vastleggen hoe dat contact is verlopen. Daar volgt niet uit dat de vreemdeling alle hypothetische mogelijkheden moet hebben uitgeput voordat van een oprechte inspanning gesproken kan worden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook de hypothetische mogelijkheden die verweerder ter zitting heeft geopperd niet mogelijk zijn. In de e-mail van 22 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser gevraagd of eiser in persoon moest verschijnen op de presentatie. Hierop is bevestigend geantwoord door de autoriteiten van Tsjaad. Dat maakt dat een presentatie via videoverbinding geen mogelijkheid was. De door verweerder geopperde route via de honorair consul volgt de rechtbank ook niet. Het gaat hier immers niet om de officiële autoriteiten van Tsjaad. En het zijn juist de officiële autoriteiten die bij uitstek de vraag naar de nationaliteit van de vreemdeling kunnen beantwoorden.
6.4.
Omdat eiser heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting, ligt het nu op de weg van verweerder om zelf contact te zoeken met de autoriteiten van Tsjaad en te zorgen dat eiser daar gepresenteerd kan worden. Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat bij een presentatie zoals die van eiser de medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning niet mee naar binnen mogen en daarom het grensbewakingsbelang moet prevaleren. De rechtbank volgt dit niet. Het is, gezien voornoemde uitspraak van de Afdeling, aan verweerder om in overleg met de autoriteiten van Tsjaad te treden om de zorgen van verweerder weg te nemen. Het kan niet zo zijn dat verweerder niet aan zijn samenwerkingsplicht hoeft te voldoen omdat er dergelijke bezwaren bij verweerder leven. Immers, als verweerder geen zorg draagt voor de presentatie, kan eiser zolang hij in grensdetentie zit nooit voldoen aan zijn inspanningsverplichting en kan hij ook niet aannemelijk maken dat hij de Tsjadische nationaliteit niet bezit. En zolang hij dat niet aannemelijk kan maken zal eiser in grensdetentie blijven en zal verweerder ook niet inhoudelijk naar zijn asielaanvraag kijken. Eiser zit dus in een catch-22. Ook het argument van verweerder dat een presentatie in Brussel kostbaar is, kan niet slagen.
6.5.
Voor zover verweerder ter zitting heeft verwezen naar de bestaande werkwijze van presenteren en dat die niet verenigbaar is met de situatie waarin een echt bevonden paspoort aanwezig is, merkt de rechtbank het volgende op. Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024 volgt dat indien de vreemdeling voldoende inspanningen heeft verricht, verweerder aan zet komt. Dit betekent dat verweerder na 14 maart 2024 beleid had kunnen ontwikkelen hoe te handelen in de situatie dat de vreemdeling in bewaring zit en aan zijn inspanningsverplichting wil voldoen dan wel heeft voldaan. Dat verweerder een dergelijk beleid (nog) niet heeft ontwikkeld, komt voor rekening en risico van verweerder.
6.6.
Omdat verweerder heeft nagelaten om eiser te faciliteren bij zijn afspraak met de Tsjadische autoriteiten en niet zelf contact heeft opgenomen met die autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt.
7. Omdat eerst verder onderzoek dient plaats te vinden naar eisers identiteit en nationaliteit en de uitkomst daarvan beslissend kan zijn voor het vervolg van de procedure, komt de rechtbank nu niet toe aan de bespreking van de overige gronden.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is het met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigd daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over eisers asielaanvraag te nemen. Dit omdat het in beginsel aan verweerder is om eisers asielaanvraag te beoordelen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van acht weken.
8.2.
Nu met deze uitspraak op het beroep van eiser is beslist bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe wordt daarom afgewezen.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.625,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift en een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 oktober 2024;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Richtlijn 2011/95