Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had een herhaalde aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 1 augustus 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 26 september 2024 is het verzoek behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. W.C. Boelens, en een tolk, S.M. Razaghi, aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door mr. J. van Raak.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank in een andere zaak, NL24.30785, het beroep van verzoeker gegrond heeft verklaard, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875,-, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.