ECLI:NL:RBDHA:2024:22099
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod wegens niet tijdig vermelde gronden
Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 7 december 2024 door de minister was opgelegd. Tijdens de zitting op 17 december 2024 is eiser niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft onmiddellijk na de behandeling van de zaak uitspraak gedaan en gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet tijdig heeft vermeld. Volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een eiser in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. Eiser heeft dit verzuim niet hersteld, ondanks dat de gemachtigde van eiser op de hoogte was van de noodzaak om deze gronden aan te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voor aanvang van de zitting geen gronden waren ingediend en dat eiser niet ter zitting is verschenen om dit verzuim te herstellen.
De rechtbank concludeert dat het niet tijdig vermelden van de gronden niet verontschuldigbaar is. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om niet over te gaan tot een inhoudelijke toetsing van het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams. De uitspraak is bekendgemaakt op 17 december 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.