ECLI:NL:RBDHA:2024:22092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
C/09/676066 / JE RK 24-2089
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2010, ernstige ontwikkelingsproblemen vertoont, waaronder signalen van trauma, en dat er zorgen zijn over zijn schoolgang en frequent weglopen. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn onvoldoende beschikbaar en betrokken bij de zorg voor hun kind. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 5 januari 2025 tot 5 januari 2026, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de toekomst mogelijk een gezagsbeëindigende maatregel overwogen moet worden, gezien de niet meewerkende houding van de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/676066 / JE RK 24-2089
Datum uitspraak: 18 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.V. Hübner te Rotterdam ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 november 2024;
  • het advies van de Raad ex artikel 1:265j, derde lid Burgerlijk Wetboek (BW) van 16 december 2024;
- de brief van de gecertificeerde instelling van 17 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover – voorafgaand aan de zitting – een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van [instelling 1] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 5 januari 2024 tot 5 januari 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 december 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 5 januari 2024 tot 5 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] heeft een belast verleden en is gediagnosticeerd met ASS, ADHD en LVB. Traumatherapie heeft onvoldoende tot verbetering geleid. Sinds juli 2024 verblijft [minderjarige] bij [instelling 1] . Hiervoor heeft [minderjarige] bij de instelling [instelling 2] in [plaats] verbleven. [minderjarige] gaat hierdoor nog steeds in [plaats] naar school en heeft ook zijn sociale netwerk daar. [minderjarige] ontvangt bij [instelling 1] weinig tot geen bezoek van zijn familie. De moeder zegt de bezoeken met [minderjarige] regelmatig op het laatste moment af en is niet bereikbaar voor de jeugdbeschermer. Ook de vader is onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] . De vader heeft [minderjarige] slechts één keer bezocht tijdens zijn verblijf bij [instelling 2] en is nog geen enkele keer op bezoek geweest bij [instelling 1] . Daarnaast loopt [minderjarige] veelvuldig weg en er zijn zorgen over zijn schoolgang. Hij kan moeilijk zelfstandig naar [plaats] reizen, omdat hij afhankelijk is van het geld dat zijn familie op zijn OV-kaart stort. Dit heeft erin geresulteerd dat [minderjarige] vele boetes voor zwartrijden heeft ontvangen. De vader en de moeder betalen deze boetes niet. Het is verder onduidelijk waar [minderjarige] tijdens het weglopen verblijft. Vanwege bovenstaande zorgen heeft [minderjarige] het erg zwaar binnen [instelling 1] . Ter zitting heeft de jeugdbeschermer naar voren gebracht dat zij tegen uitvoeringsproblemen aanloopt, omdat de vader en de moeder onvoldoende bereikbaar zijn. De vader en de moeder weigeren regelmatig toestemming te geven voor zaken die voor [minderjarige] geregeld moeten worden.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De advocaat heeft naar voren gebracht dat de moeder financiële problemen heeft. De moeder kan de boetes voor het zwartrijden van [minderjarige] niet betalen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 BW. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van persoonlijke problematiek, waaronder signalen van trauma bij [minderjarige] . Daarnaast zijn er forse zorgen over de schoolgang van [minderjarige] en zijn veelvuldige weglopen, waardoor zorgen over zijn veiligheid ontstaan. Het is voor de jeugdbeschermer moeilijk om de benodigde toestemming van de vader en de moeder te verkrijgen. Het is in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de ondersteuning en begeleiding die [minderjarige] bij [instelling 1] krijgt, kan worden voortgezet. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de gecertificeerde instelling toewijzen.
5.3.
Hoewel de accommodatie van [instelling 1] gelet op de problematiek van [minderjarige] de meeste passende plek is, heeft [minderjarige] het hier zwaar. [minderjarige] heeft zijn school en sociale netwerk in [plaats] . Het is voor hem lastig om zelfstandig dingen te ondernemen, en hij krijgt weinig bezoek. Uit het kindgesprek met [minderjarige] is naar voren gekomen dat hij onvoldoende geld van zijn vader en moeder krijgt om kleding en vervoer te kunnen betalen. De vader en de moeder lijken verder onvoldoende beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . Ook de jeugdbeschermer krijgt nauwelijks tot geen contact met de vader en de moeder. De uitvoering van de ondertoezichtstelling staat hierdoor onder druk.
5.4.
Gelet op de niet meewerkende houding van de vader en de moeder heeft de Raad in zijn advies van 16 december 2024 de gecertificeerde instelling geadviseerd een gezagsbeëindigende maatregel te overwegen. Ook uit de overige stukken en het verhandelde ter zitting komt het beeld naar voren dat de vader en de moeder onvoldoende uitvoering geven aan hun ouderlijk gezag over [minderjarige] . De komende periode zal daarom ook onderzocht moeten worden in hoeverre een gezagbeëindiging van de ouders passend is.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 5 januari 2025 tot 5 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 5 januari 2025 tot 5 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024 door mr. J. Visser, kinderrechter, in aanwezigheid van M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 24 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.