ECLI:NL:RBDHA:2024:22089
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en de toepassing van de Dublinverordening met betrekking tot de belangen van minderjarige pleegkinderen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 december 2024, worden de beroepen van twee eiseressen tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor verblijfsvergunningen asiel beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Portugal als verantwoordelijk land werd aangewezen. De rechtbank heeft de beroepen op 16 december 2024 behandeld, waarbij zowel de eiseressen als hun gemachtigden en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvragen ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. De eiseressen hebben betoogd dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van hun pleegzoon, [naam 1], en dat de overdracht naar Portugal hen van elkaar zou scheiden. De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft aangetoond dat de belangen van [naam 1] voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank benadrukt dat de zorgrelatie tussen eiseressen en [naam 1] niet is geformaliseerd, maar dat dit niet afdoet aan de feitelijke zorg die zij al vijf jaar voor hem hebben verleend.
De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten een motiveringsgebrek vertonen en dat de minister nieuwe besluiten moet nemen, waarbij de belangen van de minderjarige pleegkinderen in acht moeten worden genomen. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van de minister. Tevens wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiseressen, vastgesteld op €1.750,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van het kind in asielprocedures en de noodzaak voor de minister om individuele omstandigheden in overweging te nemen.