Op 18 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, omdat de kinderen een belast verleden hebben en momenteel in een pleeggezin verblijven. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over hun opvoedvaardigheden en middelenmisbruik. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. C.J. Berghout.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderen hebben een onrustig verleden en er zijn zorgen over de hechting en ontwikkeling van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, de opdracht gegeven om de regie over de hulpverlening te voeren en heeft benadrukt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de beschikking is op schrift gesteld op 24 december 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.