ECLI:NL:RBDHA:2024:22086
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening mvv gezinshereniging Syrië
Op 20 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak van verzoekster, die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend. Deze aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie op 4 oktober 2024 afgewezen, waarop verzoekster bezwaar had gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekster, de referent en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen sprake was van een zwaarwegend spoedeisend belang. Verzoekster, die momenteel in Syrië verblijft, had verzocht om haar te behandelen alsof zij in het bezit was van een mvv, zodat zij met haar familie naar Nederland kon reizen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van het verzoek niet onomkeerbare gevolgen had en dat de minister nog niet op het bezwaar had beslist. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat verzoekster niet voor zichzelf kon zorgen in het geval haar familie naar Nederland zou vertrekken.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster onvoldoende had onderbouwd dat zij in een situatie van materiële deprivatie zou komen te verkeren en dat de zorg die zij nodig had niet door anderen dan haar gezin kon worden verleend. Daarom werd het verzoek om een nadere beslistermijn ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, in aanwezigheid van griffier mr. R.C. Lubbers, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.