ECLI:NL:RBDHA:2024:22085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
NL22.15171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 27 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Ebes, de minister van Asiel en Migratie heeft aangeklaagd. Het verzoek betreft de veroordeling van de minister in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt in het kader van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker, die op 26 oktober 2021 was ingediend. De rechtbank stelt vast dat de minister in een bericht van 20 november 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen.

De rechtbank concludeert dat het verzoek van verzoeker kennelijk gegrond is, wat betekent dat verzoeker in het gelijk is gesteld. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met een puntwaarde van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15171
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E. Ebes)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordeling in de vergoeding van zijn proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoeker tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker van 26 oktober 2021.
5. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bericht van 20 november 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te zullen betalen.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzoek is kennelijk gegrond. Dat betekent dat verzoeker gelijk krijgt.
7. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.