ECLI:NL:RBDHA:2024:22072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
SGR 21/6977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking van beroep inzake Ziektewet-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024, in de zaak SGR 21/6977, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin was bepaald dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dit besluit werd in stand gehouden na een bezwaarprocedure. Echter, op 26 september 2024 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoeker alsnog recht kreeg op een ZW-uitkering per 26 december 2016. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat verweerder geheel tegemoet was gekomen aan verzoeker door de ZW-uitkering alsnog toe te kennen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft verweerder verplicht om dit bedrag aan verzoeker te vergoeden. Daarnaast is verweerder ook verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6977

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. P. Nikolai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
In het besluit van 4 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat verzoeker geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het besluit van 12 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Verweerder heeft bepaald dat verzoeker per 1 januari 2016 en per 26 december 2016 geen recht heeft op ZW-uitkering.
1.3.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2022 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat.
1.6.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.7.
Verweerder heeft op 26 september 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en heeft bepaald dat verzoeker alsnog per 26 december 2016 recht heeft op een ZW-uitkering. Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken met het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
1.8.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. De rechtbank overweegt dat verweerder in de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 september 2024 alsnog een ZW-uitkering aan verzoeker heeft toegekend. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De gemaakte proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
griffier
rechter
De rechter is niet in de gelegenheid
deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.