Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen
Stichting Zebra, uit 's-Gravenhage, verzoekster
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, in de zaak SGR 24/3099, beoordeelt de rechtbank het verzoek van Stichting Zebra om veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken tegen een besluit van verweerder van 21 februari 2024, omdat verweerder op 5 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling, mits deze conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) plaatsvindt.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank stelt vast dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank de proceskosten vastgesteld op € 875,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor van 1. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen bij het nemen van deze beslissing.