ECLI:NL:RBDHA:2024:22070

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
27 december 2024
Zaaknummer
SGR 24/3099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen Stichting Zebra en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2024, in de zaak SGR 24/3099, beoordeelt de rechtbank het verzoek van Stichting Zebra om veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken tegen een besluit van verweerder van 21 februari 2024, omdat verweerder op 5 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling, mits deze conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) plaatsvindt.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat verweerder volledig tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank stelt vast dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank de proceskosten vastgesteld op € 875,-, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor van 1. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in overweging genomen bij het nemen van deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3099

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Zebra, uit 's-Gravenhage, verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Gomes),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van verweerder van 21 februari 2024. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 5 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten, mits deze gebeurt conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op haar bezwaar van 21 februari 2024. Verweerder heeft op 5 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig is tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Op grond van het Bpb stelt de rechtbank de vergoeding vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1).
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.
Beslissing
De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.