ECLI:NL:RBDHA:2024:2204
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Zwitserland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd, maar wiens aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.1364, behandeld. In de uitspraak van die zaak is door de rechtbank al een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 9 februari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.