ECLI:NL:RBDHA:2024:22038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
NL24.24725 en NL24.24726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met Koerdische etniciteit en lidmaatschap van HDP

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 1991, heeft op 2 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 10 juni 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank heropende het onderzoek op 15 juli 2024 om aanvullende informatie te verkrijgen over een arrestatiebevel tegen eiser, dat verband houdt met zijn neef die lid is van de YPG, een organisatie die door Turkije als terroristisch wordt beschouwd.

Eiser stelt dat hij onderdrukt wordt door de Turkse autoriteiten vanwege zijn Koerdische etniciteit en zijn lidmaatschap van de HDP. Hij heeft problemen ondervonden tijdens zijn dienstplicht en heeft te maken gehad met huiszoekingen door de Turkse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat de problemen die eiser heeft ervaren niet zwaarwegend genoeg zijn om hem als vluchteling te kwalificeren. De rechtbank volgt de minister in diens oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor asiel, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij een reëel risico loopt op vervolging.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24725 en NL24.24726
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. D.H. Yabasun),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 2 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N. Dogan als tolk en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek op 15 juli 2024 heropend en verweerder opgedragen het door eiser in beroep ingebrachte arrestatiebevel waarin eiser beschuldigd wordt van het maken van propaganda voor een terroristische organisatie, door Bureau Documenten te laten onderzoeken en een standpunt in te nemen ten aanzien van de relevantie van het stuk en de onderzoeksresultaten voor eisers asielaanvraag.
1.3.
Bij brief van 2 september 2024 heeft verweerder de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten met partijen gedeeld en een standpunt ingenomen. Bij brief van 17 september 2024 heeft de gemachtigde van eiser gereageerd op de reactie van verweerder. Met instemming van beide partijen is het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1991.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser werd vanaf een jonge leeftijd onderdrukt door de Turkse autoriteiten vanwege zijn Koerdische etniciteit. Hij kon, omdat hij de Turkse taal niet machtig is, geen opleiding volgen, niet studeren en geen goed beroep uitoefenen. Ook heeft eiser zwaarder werk gekregen tijdens zijn dienstplicht vanwege zijn Koerdische etniciteit. Daarnaast heeft eiser problemen ondervonden met de Turkse autoriteiten omdat zijn neef lid is van de Yekîneyên Parastina Gel (YPG). De YPG is namelijk aangemerkt als een terroristische organisatie door de Turkse autoriteiten. Het Turkse leger is meerdere keren langsgekomen bij eisers huis om zijn neef te zoeken. Daarnaast is eiser lid van de HDP en is er druk op eiser uitgeoefend tijdens de Newroz-vieringen.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen door Koerdische etniciteit;
  • problemen door neef;
  • problemen door HDP-lidmaatschap.
Verweerder vindt alle relevante elementen geloofwaardig maar acht de problemen die eiser heeft ondervonden niet zwaarwegend genoeg om hem aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] of om aan te nemen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 4 van het Handvest [3] dan wel artikel 3 van het EVRM [4] .
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Verweerder heeft volgens eiser zijn aanvraag ten onrechte afgewezen. Verweerders stelling dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning omdat hij beperkt politiek actief was binnen de HDP, berust namelijk op een ondeugdelijke motivering. Door zijn werkzaamheden voor de HDP valt eiser onder meerdere indicatoren die volgens het algemeen ambtsbericht van maart 2022 kunnen leiden tot de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten. In beroep is een arrestatiebevel overgelegd waarin eiser wordt beschuldigd van het maken van propaganda voor een terroristische organisatie. Daarnaast stelt verweerder ten onrechte dat de discriminatie die eiser heeft ondervonden vanwege zijn Koerdische etniciteit niet zwaarwegend genoeg is. Eiser heeft door zijn etniciteit namelijk problemen ondervonden tijdens zijn dienstplicht en bij het vinden van werk. Ook werd eiser bij politiecontroles onder druk gezet en heeft hij huisinvallen meegemaakt vanwege het YPG-lidmaatschap van zijn neef. Deze laatste problemen vindt verweerder daarnaast op zichzelf ten onrechte niet zwaarwegend genoeg. Eiser verwijst hierbij naar het algemeen ambtsbericht van augustus 2023 [5] waaruit volgt dat familieleden van (vermeende) PKK’ers te maken konden krijgen met huisinvallen of opzettelijk werden tegengewerkt door de Turkse autoriteiten. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod opgelegd. Eiser heeft namelijk niet te kwader trouw zijn identiteit proberen te verhullen nu eiser bij zijn aanvraag een Turkse identiteitskaart heeft overgelegd alsook zijn status militaire dienst en zijn SGK-overzicht arbeidsverleden op basis waarvan zijn identiteit, nationaliteit en herkomst is komen vast te staan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
HDP-lidmaatschap
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen vrees heeft voor vervolging vanwege zijn HDP-lidmaatschap. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder ten onrechte heeft betrokken dat eiser beperkt politiek actief is geweest. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat de omstandigheden dat eiser heeft deelgenomen aan Newroz-vieringen en dat hij eenmalig heeft geholpen bij het werven van nieuwe kiezers, onvoldoende zijn om tot de conclusie te komen dat eiser actief of zeer actief betrokken is bij de HDP. Daarbij heeft verweerder opvallend mogen vinden dat eiser niet wist te benoemen wie de huidige leider is van de HDP. Bovendien heeft eiser op geen enkele wijze onderbouwd dat hij concrete problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn lidmaatschap. De indicatoren die genoemd worden in het algemeen ambtsbericht van 2022 waar eiser naar heeft verwezen worden bovendien niet herhaald in het algemeen ambtsbericht 2023 en eiser voldoet aan geen van de indicatoren die daarvoor in de plaats worden genoemd. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat in het voornemen niet kenbaar is betrokken dat eiser onder een risicogroep valt. In het bestreden besluit heeft verweerder immers uitgebreid bij de beoordeling betrokken dat eiser tot een risicogroep behoort. Daarbij is verweerder op goede gronden tot de conclusie gekomen dat in het geval van eiser geen sprake is van geringe indicaties die maken dat hij voor bescherming in aanmerking komt.
Koerdische etniciteit
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder volgens zijn beleid in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 discriminatie aanmerkt als daad van vervolging, als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
5.1.
De rechtbank overweegt dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij in Turkije zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Dat eiser problemen heeft ondervonden tijdens zijn dienstplicht vanwege zijn Koerdische etniciteit, dat hij onder druk werd gezet bij politiecontroles, dat hij problemen heeft ondervonden vanwege het YPG-lidmaatschap van zijn neef en dat hij niet werd aangenomen door Turkse werkgevers, is hiervoor onvoldoende. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij in Turkije toegang had tot onderwijs en medische zorg en dat hij heeft gewerkt voor Koerdische werkgevers. [6]
Problemen met neef
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de problemen die eiser heeft ondervonden omdat hij geassocieerd werd met zijn neef die lid is van de YPG, niet zwaarwegend genoeg zijn om een vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder de problemen ten onrechte heeft gebagatelliseerd. Hoewel een huisinval een ingrijpende gebeurtenis is, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat eiser en zijn familie te vrezen hebben voor vervolgstappen vanuit de Turkse autoriteiten. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard dat de huiszoekingen één keer in de zes maanden plaatsvinden en dat hij en zijn familie niet zijn gearresteerd of mishandeld zijn, maar alleen zijn ondervraagd.
Arrestatiebevel
7. Bureau Documenten heeft ten aanzien van het in beroep ingebrachte arrestatiebevel een neutraal advies afgegeven over de echtheid daarvan. Dit betekent dat het dus niet mogelijk is om vast te stellen of het een echt en authentiek document betreft of niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hierin geen aanleiding heeft hoeven zien om vrees voor vluchtelingrechtelijke vervolging of een reëel risico op ernstige schade alsnog aannemelijk te achten. Daarbij is van belang dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij persoonlijk in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Eiser heeft namelijk niet verklaard over eerdere problemen die verklaren waarom eiser persoonlijk gezocht wordt door de Turkse autoriteiten. De huiszoekingen waar eiser over heeft verklaard, hadden immers te maken met het YPG-lidmaatschap van zijn neef. Voor zover eiser stelt dat het arrestatiebevel onderbouwt dat hij in de negatieve belangstelling staat vanwege zijn HDP-lidmaatschap, wordt dit niet gevolgd door de rechtbank. Verweerder heeft immers op goede gronden geconcludeerd dat eiser beperkt actief was voor de HDP. Bovendien is ter zitting gebleken dat na uitgifte van het arrestatiebevel in januari 2023, geen actie meer is ondernomen door de Turkse autoriteiten om het arrestatiebevel ten uitvoer te leggen, door bijvoorbeeld contact op te nemen met eisers familieleden.
7.1.
Verweerder heeft daarnaast mogen stellen dat de omstandigheid dat eiser pas in beroep het arrestatiebevel – dat zoals gezegd dateert uit januari 2023 – heeft overgelegd en daarvoor geen bevredigende verklaring heeft gegeven, afbreuk doet aan de waarde die aan het document moet worden toegekend. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij het stuk niet eerder heeft overgelegd omdat hij geen toegang kon krijgen tot E-Devlet, de Turkse digitale omgeving voor Turkse overheidsdocumenten. Dit is pas gelukt via tussenkomst van eisers vader en eisers advocaat in Turkije. Eisers vader heeft niet eerder kunnen helpen bij het verkrijgen van toegang aangezien hij aantal keren is geopereerd in het ziekenhuis. De rechtbank overweegt dat verweerder deze verklaring niet heeft hoeven volgen omdat eiser hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en heeft onderbouwd dat tussenkomst van zijn vader vereist was om toegang te krijgen tot E-Devlet en dat zijn vader dermate ziek was dat het pas vlak voor de behandeling van het beroep ter zitting is gelukt om dit te doen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder in strijd handelt met bestendig beleid en rechtspraak waaruit volgt bij een eerste asielaanvraag als uitgangspunt geldt dat indien de authenticiteit van documenten niet kan worden vastgesteld, dit niet ten nadele van de vreemdeling gebruikt mag worden. Verweerder is immers ingegaan op de inhoud van het arrestatiebevel en heeft het stuk beoordeeld in het licht van eisers verklaringen.
Kennelijk ongegrond
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod heeft opgelegd. Niet in geschil is dat eiser opzettelijk zijn paspoort heeft weggegooid en dat dit document kon bijdragen aan het vaststellen van zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De rechtbank volgt eiser dan ook niet dat hij niet te kwader trouw heeft gehandeld omdat hij andere documenten wel heeft overgelegd aan de hand waarvan zijn identiteit, nationaliteit en herkomst is vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie pagina’s 16 en 57 van het Algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023.
6.Zie pagina’s 13 en 15 van het verslag van het nader gehoor.