ECLI:NL:RBDHA:2024:22011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
C/09/675707 / JE RK 24-2053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 december 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen, die momenteel bij hun grootmoeder verblijven, een moeilijke periode hebben doorgemaakt door het wegvallen van hun moeder als hoofdopvoeder. De moeder verblijft in een woonzorgcentrum vanwege gezondheidsproblemen, terwijl de vader geen vaste woon- en verblijfplaats heeft. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de kinderen psychologische hulp nodig hebben om hun situatie te verwerken en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te monitoren en de hulpverlening te waarborgen. De grootmoeder heeft ingestemd met de zorg voor de kinderen, maar de situatie blijft kwetsbaar door de afwezigheid van de ouders. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de termijn voor hoger beroep vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675707 / JE RK 24-2053
Datum uitspraak: 12 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2017 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[de grootmoeder],
hierna te noemen: de grootmoeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 13 november 2024;
- het advies van de Raad van 26 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de grootmoeder;
  • [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een e-mailbericht gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven bij de grootmoeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 14 december 2024 en de machtiging verlengd [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek schriftelijk en ter zitting als volgt gemotiveerd.
3.2.
De kinderen wonen samen met hun meerderjarige broer ( [naam 2] ) en twee nichtjes en een neef bij de grootmoeder. De vader heeft geen vaste woon- en verblijfplaats, waardoor de kinderen niet bij hem kunnen verblijven. De moeder woont vanwege medische/cognitieve problematiek in een woonzorgcentrum ( [instelling] ) en kan de zorg voor de kinderen door haar gezondheidsproblemen niet dragen. De moeder is tevens door haar gezondheidsproblematiek cognitief niet meer in staat om het gezag uit te oefenen, maar wordt wel nog in beslissingen over de kinderen betrokken. De vader is sinds januari 2024 samen met de moeder belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, zodat dit wel effectief wordt uitgeoefend. De kinderen vinden het moeilijk dat de moeder niet meer voor hen kan zorgen en hebben hier veel verdriet van. Ze hebben wel nog wekelijks contact met de moeder en op belangrijke momenten zoals verjaardagen en feestdagen wordt de moeder ook betrokken. Voordat de moeder uitviel waren er ook zorgen over de opvoedsituatie, zoals over de vervuilde woonomgeving, en over regels en grenzen die werden gesteld. De gecertificeerde instelling vermoedt dat de kinderen een trauma hebben opgelopen door het wegvallen van de moeder en door de uithuisplaatsing. Het is belangrijk dat de kinderen psychologische hulpverlening krijgen om over de situatie te praten en zodat zij het een plek te kunnen geven. De gecertificeerde instelling ziet wel dat het naar omstandigheden goed gaat met de kinderen bij de grootmoeder. Voorheen waren er zorgen over het gedrag van [minderjarige 1] en over zijn schoolgang, maar sinds het begin van het schooljaar gaat het beter met hem. Ook thuis houdt hij zich beter aan de regels. Over [minderjarige 3] zijn er nog zorgen, met betrekking tot haar gezondheid en omdat zij het erg moeilijk lijkt te vinden dat haar moeder niet meer voor haar kan zorgen. Bij [minderjarige 2] wordt er gezien dat ze nauwelijks praat over de situatie en zichzelf wegcijfert. De gecertificeerde instelling is van mening dat het erg positief is dat de grootmoeder de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen en dat ook de vader erg betrokken is bij de opvoeding van de kinderen, maar is wel van mening dat de opvoedsituatie van de kinderen erg fragiel is. Door het wegvallen van de moeder in de opvoeding, de zware draaglast voor de grootmoeder, mede in verband met haar eigen gezondheid, en het niet hebben van een vaste verblijfplaats van de vader, is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht kan houden op de ontwikkeling van de kinderen en op de thuissituatie bij de grootmoeder. Ook is het van belang dat er hulpverlening wordt ingezet voor de kinderen voor het verwerken van hetgeen zij hebben meegemaakt. Gelet op het bovenstaande en op het feit dat het voor de kinderen op dit moment niet mogelijk is om bij de vader of de moeder te verblijven, is een verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
De grootmoeder heeft ingestemd met het verzoek. Het gaat goed met de kinderen bij haar. De vader is betrokken in hun opvoeding. In het begin was de zorg voor alle kinderen wel zwaar, maar nu is het makkelijker geworden. De kinderen helpen mee in het huishouden. Met [minderjarige 1] gaat het beter. Hij gaat naar school en hij houdt zich aan de afspraken. [minderjarige 2] gaat na school naar het buurthuis. Ook met [minderjarige 3] gaat het beter. De grootmoeder is met haar naar een diëtiste geweest. De grootmoeder ziet wel dat de kinderen het moeilijk hebben met dat de moeder niet meer de zorg voor hun kan dragen. Ze denkt dat het fijn zou zijn voor de kinderen als zij hierover met een psycholoog kunnen praten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderen hebben een moeilijke periode achter de rug vanwege het plotseling wegvallen van hun moeder als hoofdopvoeder. Daar hebben de kinderen, ieder op hun eigen manier, nog steeds last van. De kinderen hebben een psycholoog nodig om dit een plekje te geven. Verwacht wordt dat de hulp voor de kinderen op korte termijn, begin 2025, van start kan gaan. Voor de oma zal het een grote opgave om naar alle afspraken voor de kinderen te gaan. Zij zorgt namelijk in haar eentje voor in totaal zeven kleinkinderen. Dit maakt de opvoedsituatie kwetsbaar, ondanks het feit dat de vader van de kinderen ook betrokken is bij de opvoeding. Het is daarom noodzakelijk dat een jeugdbeschermer betrokken blijft die zicht kan houden op de ontwikkeling van de kinderen. Ook is de betrokkenheid van de jeugdbeschermer van belang om ervoor te zorgen dat de kinderen daadwerkelijk de hulpverlening ontvangen. De jeugdbeschermer kan er namelijk voor zorgen dat deze hulpverlening doorgang vindt en in goede banen wordt geleid. Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging voor de duur van een jaar passend en geboden is.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengen voor de duur van een jaar. [1]
5.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het is op dit moment niet mogelijk voor de kinderen om bij de moeder of de vader te wonen. De moeder verblijft door haar gezondheidsproblematiek in een woonzorgcentrum en de vader heeft op dit moment geen vaste verblijfplaats. De vader en de moeder zijn het eens met de plaatsing bij oma, en de kinderen zitten daar op hun plek. [minderjarige 1] heeft ook zelf aangegeven bij oma te willen blijven wonen. Naar verwachting zal de situatie het komende jaar niet veranderen, daarom zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde de duur van een jaar.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot 14 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.