ECLI:NL:RBDHA:2024:2201
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheid Zwitserland
In de zaak met zaaknummer NL24.1966 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.R. van der Pol, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Lubbe, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op zitting behandeld, samen met een andere zaak (NL24.1965), op 6 februari 2024. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat in de beroepszaak (NL24.1965) was vastgesteld dat de eiser geen procesbelang meer had. Dit had ook gevolgen voor het verzoek om voorlopige voorziening.
De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is bekendgemaakt op 9 februari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.