ECLI:NL:RBDHA:2024:2200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1965
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 6 februari 2024 een mondelinge uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Tijdens de zitting op 6 februari 2024 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 19 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of eiser nog procesbelang had in de procedure. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser kreeg geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 februari 2024.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1965
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser is niet verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De rechtbank staat eerst voor de vraag of eiser nog een procesbelang heeft. Uit de stukken volgt dat eiser met ingang van omstreeks 19 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Zijn gemachtigde heeft gesteld dat hij omstreeks die tijd voor het laatst contact met hem zal hebben gehad. De gemachtigde heeft nadien wel berichten verstuurd, zoals over de datum van de zitting, maar hij heeft nergens antwoord op gehad. De gemachtigde weet ook niet waar eiser verblijft.
1.1.
De rechtbank maakt hieruit op dat eiser uit de opvang is vertrokken en geen ander verblijfsadres van hem bekend is. Ook is er sinds 6 weken geen (wederzijds) contact meer met zijn gemachtigde, terwijl de procedure aanhangig is. De gemachtigde kan niet vertellen of eiser nog belang stelt in de afloop van de procedure. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat dat niet het geval is. Hieruit volgt dat eiser geen procesbelang meer heeft.
2. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.