ECLI:NL:RBDHA:2024:2199
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Kalu-Mollema, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Lubbe, was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, waardoor deze niet in behandeling werd genomen.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 februari 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.2182). In de uitspraak van diezelfde dag is besloten dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, omdat de rechtbank al uitspraak had gedaan op het beroep. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 9 februari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.