ECLI:NL:RBDHA:2024:2197
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek, conform de Dublinverordening. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 januari 2023.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 6 februari 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig, hoewel hij zich had afgemeld. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.F. van der Lubbe. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.2640, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.