ECLI:NL:RBDHA:2024:21958
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Ethiopische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn verzoek. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond is.
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Roemeense autoriteiten niet in staat zijn om zijn asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen. Eiser heeft zijn bezwaren tegen de overdracht naar Roemenië niet voldoende onderbouwd en de rechtbank stelt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede werking van het asiel- en opvangsysteem in Roemenië. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om zijn bezwaren schriftelijk kenbaar te maken en heeft dit ook gedaan, waardoor de rechtbank van mening is dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.