ECLI:NL:RBDHA:2024:21956
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Libische nationaliteit te hebben, heeft op 6 november 2024 een uitzetting ondergaan. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen geen behoefte hebben geuit aan een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit te vroeg is genomen en dat de voorbereiding niet zorgvuldig is geweest. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit inderdaad te vroeg is genomen, aangezien de termijn voor eiser om te reageren op het voornemen nog liep op het moment van de beslissing.
Desondanks besluit de rechtbank om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat eiser geen inhoudelijke gronden tegen de overdracht naar Duitsland heeft ingediend. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 875,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep.