In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening dat is ingediend door de verzoeker, die een asielaanvraag heeft ingediend. Het verzoek is ingediend hangende het beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 18 november 2024 is genomen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen.
De voorzieningenrechter verwijst naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, zaaknummer NL24.45626, waarin op het beroep van de verzoeker is beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, die als voorzieningenrechter optreedt, en is in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.