In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 december 2024, worden de beroepen van vier eisers tegen de maatregelen van bewaring van 4 en 6 december 2024 beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie de maatregelen van bewaring op 6 december en 10 december 2024 heeft opgeheven. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. F. Jansen, hebben beroep aangetekend tegen de rechtmatigheid van deze maatregelen en verzoeken tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft de beroepen op 17 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de gemachtigde van de eisers niet.
De rechtbank concludeert dat de maatregelen van bewaring rechtmatig waren. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eisers, waaronder het onttrekkingsrisico en de proportionaliteit van de bewaring, en komt tot de conclusie dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er een onttrekkingsrisico bestond. De rechtbank wijst erop dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de bewaring van een gezin met jonge kinderen proportioneel was, en dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzetting van de eisers.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.