ECLI:NL:RBDHA:2024:2194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL23.29375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift met betrekking tot een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

Eiseres diende haar aanvraag op 7 april 2022 in, waarop verweerder op 6 januari 2023 een afwijzend besluit nam. Eiseres maakte bezwaar op 30 januari 2023, maar tot op heden is er geen beslissing op het bezwaar genomen. De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar is verstreken, en dat eiseres verweerder op 21 augustus 2023 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is op 15 september 2023 ingesteld, en de rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442,- en tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 184,-. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29375

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift in het kader van een voor haar ingediende aanvraag voor verlening van een mvv [1] voor verblijf bij haar dochter (referente).
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Referente heeft namens eiseres de aanvraag ingediend op 7 april 2022. Op 6 januari 2023 heeft verweerder een afwijzend besluit op de aanvraag genomen (primair besluit). Eiseres heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt op 30 januari 2023. Tot op heden is op dat bezwaarschrift niet beslist.
3. In dit geval is de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vw [3] negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 6 januari 2023 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. Verweerder heeft de beslistermijn met zes weken verlengd. Partijen zijn het erover eens dat verweerder uiterlijk op 11 augustus 2023 een besluit had moeten nemen op het bezwaar van eiseres. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 21 augustus 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 15 september 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen om alsnog op het bezwaar te beslissen en om daarbij een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb in beginsel een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen. Verweerder heeft niet gereageerd op de beroepsgronden van eiseres. Aldus zijn de rechtbank ook geen feiten of omstandigheden bekend op grond waarvan er een andere termijn dan twee weken zou moeten worden opgelegd.
6. De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100,= per dag met een maximum van € 7.500,=.
7. Eiseres heeft de rechtbank tevens verzocht om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442,= aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,= en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,- (vijfenzeventighonderd euro);
- veroordeelt verweerder tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442,- (veertienhonderdtweeënveertig euro);
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.