ECLI:NL:RBDHA:2024:2194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.S. Yap, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaarschrift met betrekking tot een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eiseres diende haar aanvraag op 7 april 2022 in, waarop verweerder op 6 januari 2023 een afwijzend besluit nam. Eiseres maakte bezwaar op 30 januari 2023, maar tot op heden is er geen beslissing op het bezwaar genomen. De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar is verstreken, en dat eiseres verweerder op 21 augustus 2023 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is op 15 september 2023 ingesteld, en de rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442,- en tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 184,-. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en is openbaar gemaakt.